Slechts twee eerste klassen waren ondergebracht aan het Prinsenhof, als
mede natuurlijk de klassieke afdeling van het lyceum, bestaande uit vijf
leerlingen in de derde klas.
In de jaren daarna bleef het Gemeentelijk Lyceum groeien, spectacu
lair zelfs. In 1926 telde de school 335 leerlingen, in 1929 zelfs 408. In het
begin van de jaren dertig liep het aantal leerlingen tegen de 500 en daar
mee behoorde het lyceum tot de grootste scholen in het land. (Zie bijla
ge 1) Van een evenwichtige spreiding van de scholieren over de verschil
lende afdelingen was evenwel geen sprake. De literair-economische afde
ling telde twee klassen met gemiddeld 17 a 18 leerlingen elk. De gymna- —77—
siale afdeling haalde dit gemiddelde op geen stukken na. Hier was het
gemiddelde door de jaren heen slechts acht leerlingen per klas. Geen
wonder dat bij velen de vraag rees wat nu precies de bestaansgrond was
van deze zeer kleine afdeling.
Een onbezonnen beslissing
Hoewel de afstand tussen Prinsenhof en Zijlvest best beloopbaar is, was
de huisvestingssituatie voor het Gemeentelijk Lyceum verre van ideaal.
En een besluit over een definitieve oplossing zou pas met de cursus
1926/27 genomen worden. Dit uitstel werd echter afstel als gevolg van het
besluit van de gemeenteraad van 10 februari 1926 om tot nieuwbouw over
te gaan aan het Santpoorterplein ten behoeve van de tweede hbs-b, waar
van de oude locatie aan het Prinsen Bolwerk in een abominabele staat
van onderhoud verkeerde. u> Ook hierbij had onderwijswethouder Bruch
zijn collega Heerkens Thijssen tegenover zich gevonden, terwijl ook
Slingenberg ditmaal een vurig opposant was. De eerste vond een beetje
opknappen van de oude school voldoende, de tweede pleitte voor uitstel.
Bruchs fel bevochten overwinning op zijn beide collega's moet hem
grote voldoening hebben geschonken, na zijn gedeeltelijk échec over de
huisvesting van het Gemeentelijk Lyceum. Een paradoxale situatie was
het wel. Bruch behoorde, zoals gezegd, tot de Anti-revolutionaire Partij,
die het bijzonder onderwijs voorstond. Niettemin was hij een vurige ijve-
raar voor verbetering van het openbare onderwijs. Van Slingenberg daar
entegen had men als lid van de Vrijzinnig-Democratische Bond mogen
verwachten dat hij meer oog gehad zou hebben voor de noden van het
openbaar onderwijs.
Toch blijft het vreemd dat niemand blijkbaar op het idee kwam om
niet alleen nieuwbouw te plegen, maar het Gemeentelijk Lyceum op deze
nieuwe locatie te huisvesten en daar de hbs van Donk in te laten opgaan.
Werd een man als Donk wellicht niet geschikt geacht als lyceumrector of
DR. J. RÖMELINGH