konden Van Mourik Broekman en Spoelder, die zich beiden in tegen
stelling tot Donk aan de lyceumgedachte gewonnen hadden gegeven, niet
worden afgedankt? Toch zou het van moed en wijsheid hebben getuigd
indien men zo een oplossing had gevonden voor het huisvestingspro
bleem van het Gemeentelijk Lyceum. En een oplossing raakte nog verder
uit zicht toen Bruch na de verkiezingen van 1927 niet meer terugkeerde
in het college van b en w. Bovendien verslechterde de financiële situatie
van de gemeente, dus was te voorzien dat onherroepelijk de vraag boven
zou komen of het lyceum nu eigenlijk wel zo wenselijk was. Voordat deze
-78— vraag actueel werd, kwam het lyceum ten gevolge van een heel andere
zaak uitvoerig in het nieuws.
De kwestie Römelingh
Op 19 juli 1929 schreef ir. Van Mourik Broekman een briefje aan drs. L.S.
Römelingh, leraar in de staats- en handelswetenschappen aan het
Kennemer Lyceum, waarin hij hem vroeg, of hij genegen was vier uur
staatsinrichting te geven aan zijn school. Römelingh reageerde positief,
maar op 3 september, de dag van de roosteruitdeling, kreeg hij telefonisch
bericht van Van Mourik Broekman dat de benoeming niet doorging. De
wethouder van onderwijs had hem laten weten, dat het College van b en
w bezwaar had tegen benoeming van een leraar die verbonden was aan
het Kennemer Lyceum. Römelingh schakelde hierop zijn vakbond in en
zo kwam het hoofdbestuur van de Algemene Vereniging van Leeraren bij
het Middelbaar Onderwijs op 2 november in het geweer, terwijl ook De
Vletter, de rector van het Kennemer Lyceum, het voor zijn leraar opnam.
Hij voerde aan dat het 'een groote teleurstelling was voor de Heer drs.
Römelingh maar tevens zeer grievend voor dezen en voor Rector, Leera
ren, Bestuur en Curatorium van het Kennemer Lyceum.' 12)
Op 6 november kwam de kwestie uitvoerig ter sprake in de Haarlemse
gemeenteraad. Redacteur Robert Peereboom van het Haarlems Dagblad
schreef naar aanleiding van de urenlange debatten op 7 november: 'In
bijna vier jaar tijds heb ik b en w nog nooit zoo in de klem zien zitten en
zulke zwakke pogingen zien doen om eruit te komen.' De wethouder van
onderwijs Roodenburg gaf als woordvoerder van het college nadere uit
leg. Zijn betoog kwam hierop neer, dat er in Bloemendaal 'meermalen
onaardige opmerkingen waren gemaakt over de Haarlemse gemeente po
litiek.' Nu was dit, gezien het feit dat Haarlem kort geleden grote stukken
van Bloemendaal had geannexeerd, niet zo verwonderlijk. Bovendien
nam men het Bloemendaal kwalijk 'dat men de onjuiste gedachte had
gewekt, ook bij Haarlemmers, dat het Kennemer Lyceum boven onze
Haerlem Jaarboek 2003