Amsterdamse Waterleidingmaatschappij actief, maar die prise d'eau was haar eigendom. Omdat de grondeigenaren onacceptabele voorwaarden stelden, be sloot de gemeente in juli 1916 maatregelen voor grondonteigening te tref fen, die de Zeewegcommissie moest uitvoeren. Om een verkeersweg en trambanen met een breedte van respectievelijk vijftig en tien meter te creëren, moest over het volledige traject een honderd meter brede strook grond door het duinlandschap worden onteigend, terwijl voor beplanting tussen de verschillende wegen en paden nog eens twintig meter gewenst was. Het geplante groen moest de passanten tegen de felle zeewind of ~95~ barre zon beschutten. De reep was vooral ook noodzakelijk omdat bij de aanleg van de weg enorme doorgravingen van duinhoogten (soms wel negen meter) en ophogingen van laagten nodig waren. Daarom moesten terreinen aanwezig zijn voor het maken van taluds. Onmiddellijk kwa men bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland allerlei geruchten over bouwdrang en -speculatie van de zijde van de gemeente Bloemendaal binnen. Inzet van werklozen Als gevolg van de gewijzigde Onteigeningswet van 27 maart 1915 (Stbl. no. 171) kon sneller onteigend worden wanneer bestrijding van werkloosheid daarvan het gevolg was. Hoewel die in Bloemendaal nauwelijks voor kwam en er dus weinig geschikte arbeiders te vinden waren om bij de werkzaamheden voor de Zeeweg in te zetten, stond dat in schril contrast met het werkloosheidspercentage in de naburige gemeenten. Als nu het Zeewegproject als werkverschaffingsobject voor alle werklozen zou wor den opgepakt en de totstandkoming ervan van groot belang voor de hele regio was, hoefde Bloemendaal niet alleen voor de totale kosten van het werk op te draaien. Dat was reden voor de Nederlandsche Bond voor Werkverschaffing te Amsterdam om de aanleg van de Zeeweg, waarbij honderden werkloze vissers, havenarbeiders en bouwvakarbeiders uit IJ- muiden, Schoten en Zandvoort voor het verrichten van grondwerk be schikbaar waren, bij de Minister van Binnenlandse Zaken aan te bevelen. Volgens schatting zou daarmee zo'n 600.000 werkuren gemoeid zijn, zodat twee jaar lang 'zowel des zomers als des winters aan de weg hard gewerkt zou moeten worden', aldus b en w. In de toekomst zou door vil- labouw langs de ontworpen verbinding de werkgelegenheid zelfs worden vergroot. Al enkele jaren eerder, in oktober 1914, had het plaatselijk Steuncomité te Haarlem toegezegd voor elke te werkgestelde arbeider vier gulden per HENRI SPIJKERMAN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2003 | | pagina 97