De handelsfamilie Van Offenberch hangt kennelijk dezelfde gedachte
aan. Het Sterberegister der Ev.-ref. Gemeinde Bentheim vermeldt dat
Boudewijn van Offenberch precies één jaar in Bentheim heeft gewoond:
'Den li. (februari 1653) ist der Steinhandler Boldewin von Offenberg,
nachdem er an der Elefantiasi nun seit lang gelegen und am diesen
gestorben, begraben. Skt. Jac: 4.13.17'.
De brief van de H. Jacobus uit het Nieuwe Testament zegt:
'Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan wij op reis naar
die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en
winst maken; gij, die niet (eens) weet, hoe morgen uw leven zal zijn!
Want gij zijt een damp, die voor een korten tijd verschijnt en daarna
verdwijnt, in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij
leven en dit of dat doen. Maar nu roemt gij in uw grootspraak; al
zulk roemen is verkeerd. Als iemand dan weet goed te doen en het
niet doet, is het hem tot zonde.'
Men mag dus concluderen dat Boudewijn in Leiden al leed aan water
zucht elephantiasisDat hij voor een beperkte tijd naar Bentheim is
gegaan om winstgevende zaken te doen en dat hij kennelijk geen gelovig
noch een geliefd mens was, anders had de klerk deze venijnige opmer
king niet achter zijn naam geschreven.
Waarom ging Boudewijn van Offenberch 'in de steen'?
Misschien had hij connecties in het Bentheimse, want de Van
Offenberchs waren niet alleen talrijk in het Nederrijnse gebied, maar
hadden daar ook geld en invloed. Trok hij van Leiden naar Bentheim om,
ondanks of juist vanwege zijn ziekte, dicht bij zijn zaken te zitten?
Gingen die zaken misschien niet zo goed? Want Boudewijn duikt op bij
de Leidse lommerd: uit geldgebrek beleent hij een grote zilververgulde
kop met deksel bij Johan Franchoys Tartarolis.62)
Had hij geld nodig, of verkocht hij spullen vanwege zijn vertrek naar
Bentheim? De onderhuur van kamers in het pand Rapenburg nr. 14 aan
studenten zou op geldgebrek kunnen wijzen, hoewel onderhuur in die
tijd wel weer gebruikelijk was. Misschien raakten door zijn ziekte zijn
financiële middelen op, of werd hij hierdoor belemmerd in het zaken
doen.
Boudewijns echtgenote Beatrijs Leijniers staat samen met haar oudste
zoon Maximiliaan in Bentheim als lidmaat van de Hervormde Kerk inge
schreven. De weduwe en haar kinderen blijven niet in Bentheim maar
vertrekken naar Oldenzaal, waar Maximiliaan een hoge juridische func
tie krijgt en zoon Petrus burgemeester wordt.6"
Haerlem Jaarboek 2004