Tussen Gracht en Hout
De vroege geschiedenis van de zuidkant van Haarlem
Inleiding -107-
Met slechts geringe overdrijving zou men kunnen beweren dat de
Haarlemse prehistorie tot 1245 duurde. In dat jaar ontving de plaats stads
recht en daarna begint het bronnenmateriaal steeds rijkelijker te vloeien,
maar daarvóór is er in geschreven bronnen nauwelijks iets over Haarlem
te vinden. Bijzonder opmerkelijk is dat niet, want in vergelijking met zui
delijker streken kwam de verschriftelijking van bestuur en rechtspraak in
Holland laat op gang. Toch valt het tegen dat de geschiedenis van Haar
lem, een plaats waar de graven van Holland een hof exploiteerden, vóór
1245 zo duister is. Over dorpen als Velsen en Heemskerk weten we uit die
tijd meer dan over Haarlem.
Over het gebied buiten de oude stadskern is tot dusver zelfs nog min
der bekend. Toch loont het de moeite om hier eens aandacht aan te
besteden: het beschikbare materiaal over het middeleeuwse hart van
Haarlem is van alle kanten bekeken, maar daarbuiten is dat minder het
geval. In aanmerking komt het gebied ten noorden of ten zuiden van het
oude centrum op de ongeveer noord-zuid gerichte strandwal. Nog om
streeks 1300 woonden vrijwel alle Haarlemmers hoog en droog op die
zandrug, dan wel op de direct daarvoor gelegen oeverstrook van het
Spaarne. Aan de overkant van het Spaarne en ook ten westen van de
strandwal lagen slechts zompige venen, die pas in de loop van de veer
tiende eeuw werden gekoloniseerd.
Mijn keuze is op de zuidkant van Haarlem gevallen, omdat daar meer
aanknopingspunten zijn dan in de noordelijke contreien. Dat betreft niet
alleen het archiefmateriaal, maar ook de sporen van de middeleeuwse
landinrichting. Aan de noordkant van de stad zijn die bijna geheel ver
dwenen, eerst door de zeventiende-eeuwse stadsuitleg en in de twintigste
eeuw door de transformatie van het landelijke Schoten tot Haarlem-
Noord. In zuidwaartse richting is de verstedelijking een meer geleidelijk
proces geweest, waardoor oude patronen in het landschap in grote trek
ken bewaard zijn gebleven.
BERT KOENE