zuidkant van de stad woonden, in de richting van de Hout 'buter grafte'. Met die grafte (gracht) wordt de tegenwoordige Gedempte Oude Gracht bedoeld. De naam Oude Gracht komt men voor het eerst tegen in een document uit 1360. -») Dat moet wel betekenen dat er toen ook al een 'nieuwe gracht' was, en wel de huidige Kampersingel, Gasthuissingel en Raamsingel. Voor het gemak zullen we die verder als de zuidelijke sin gel aanduiden. Deze zuidelijke singel moet zelfs al voor 1311 zijn gegraven, want in dat jaar is sprake van de 'uterste grafte bi den Houte' (de buiten ste gracht bij de Hout).5) Daarmee kan niet de Oude Gracht bedoeld zijn, want het zou onzinnig zijn om van een buitenste gracht te spreken als er nog maar één gracht bestond. Onzeker is of toen langs de 'uterste grafte' (de singel) ook al een wal was aangelegd. Dat was ongetwijfeld wel het geval in 1348, toen Jan Arnoud van Bennebroek een kampje land in eigendom verkreeg dat hij eerder van de graaf in leen had gehouden. 6) ('Kamp' kon de algemene betekenis van veld of akker hebben, maar werd in het bijzonder gebruikt voor een afgeperkt of omheind stuk land.) Het kampje van Jan Arnoud was gelegen 'binnen der vrihede van Haerlem tusschen Jan Aernouts woninghe ende die uterste veste van Herlem ten Houte waert, up die Spaerne': binnen de vrijheid van Haarlem tussen Jan Arnouds woning en de buitenste veste van Haarlem naar de Hout toe, aan het Spaarne. Uit het gebruik van het woord 'veste' mogen we opmaken dat de zuidersin gel toen voorzien was van een wal. Het kampje lag 'binnen de vrijheid van Haarlem', maar niet in de stad zelf. De 'uterste veste' bij de singel vervulde in 1348 dus nog niet de rol van stadswal, maar markeerde de grens van de stadsvrijheid. De stad hield nog steeds op bij de Oude Gracht. Onder de stedelijke jurisdictie vielen namelijk de stad zelf, aangeduid als 'stede' of 'poorte' en een gebied daaromheen. Over de omvang van de stadsvrijheid kon de stad niet zelf beslissen, dat deed de graaf. Op 6 december 1389 legde Albrecht van Beieren vast dat de stadsvrijheid 40 roeden (150 meter) buiten de veste reikte.7) Op 18 augustus 1426 verleende Philips van Bourgondië toe stemming de stadsvrijheid in alle richtingen met 180 roeden (680 meter) uit te breiden ('uut te recken ende te meerren alomme').8) Personen die binnen die strook heerlijke rechten bezaten, moesten daarvan afstand doen. Aan de zuidkant van de stad betrof dat de familie Van Heemstede. In 1428 stonden ridder Jan van Heemstede en zijn zoon Gerrit inderdaad hun rechten binnen de strook van 180 roeden aan de stad Haarlem af. 9) Ten slotte stond Maximiliaan van Oostenrijk op 15 februari 1479 toe om de stadsvrijheid nog eens met een kwart mijl te vergroten.I0) Er bestaan geen kaarten van Haarlem uit die tijd, maar we hebben BERT KOENE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2004 | | pagina 113