Het was een woonhuis met een entree en gang links van het midden:
links van de voordeur één raam en rechts twee ramen. De twee ramen
werden in 1913 verwijderd en er werd één groot raam van gemaakt. In dit
raam kwam een hor met wapen van Haarlem en firmanaam. De kamers
daarachter werden één verkoopruimte met grote paskamer achterin. Het
geheel werd met eikenhout betimmerd, er kwam een schouw met een
haard van Becht Dyserinck en langs de wanden grote kasten met leg
planken voor de stoffen. Deze vakken konden worden afgesloten met
gele rolgordijnen. Vooraan bij het raam een grote eiken tafel en een hoge
lessenaar waar je staande aan kon schrijven, in twee grote dikke boeken.
Eén boek voor de orders van de cliënten en één boek voor de maten van
de cliënten. Voor de haard stonden een tafeltje en twee leren clubfau
teuils. Op de grond bruin linoleum en daarop een speciaal voor de zaak
geweven Deventer loper. De afscheiding tussen verkoopruimte en paska
mer was een eikenhouten schot met klapdeurtjes. In de verkoopruimte
hingen grote foto's van galakostuums in eiken lijsten. In de paskamer
stonden een bok van een rijtuig op poten en een standaard in de vorm
van een paard met rijzadel. Beide om rijbroeken en livreien te passen.
Voorts een driedelige spiegel aan de wand en een rek voor het 'pasgoed',
de kledingstukken die klaar hingen om gepast te worden. In de achterge
vel schuifdeuren met geëtst glas naar de binnenplaats. De verlichting
bestond uit enige koperen elektrische kaarsenkronen. Bij deze verbou
wing van 1913 werd ook de gasverlichting vervangen door elektrische ver
lichting.
-10-
Lucas van der Steur
(1908-1994), de auteur
van deze herinneringen,
ca. 1955.
Haerlem Jaarboek 2004