De kroft van Willem Costijnszoon lag op grafelijk land: er was erfhuur verschuldigd aan Albrecht van Beieren. Vermoedelijk was het met het land van Jan van Rolland en Grote Pieter net zo gesteld, wat dan bete kent dat het land tussen Houtplein, Dreef en Kleine Houtweg vanaf de singel tot aan de Hout in zijn geheel in grafelijke hand is geweest. Het grootste deel werd in 1390 als de Baan aan de stad geschonken, maar enkele kavels bij de singel vielen niet onder de schenking. Die kavels waren aan particulieren uitgegeven. De kroft van Willem Costijnszoon mat drie morgen. Het land van Jan van Rolland en Grote Pieter moet ongeveer even groot zijn geweest, want vol- —131- gens de Rijnlandse morgenboeken lagen er vijf a zes morgen tussen de singel en de Baan. Dat komt overeen met de oppervlakte van het gebied tussen het Houtplein, de Gasthuissingel, de Kleine Houtweg en de straat die tegenwoordig de Baan heet, langs de noordrand van het Frede- rikspark. De conclusie is dat de noordgrens van de Baan nooit is ver schoven. Naar het zuiden heeft de Baan ongetwijfeld tot de Hout gereikt. De vraag is echter waar de rand van de Hout in de veertiende eeuw heeft gelegen. Men kan de wildste verhalen lezen over hoe dicht de woudreuzen in de Middeleeuwen bij de stadsmuur zouden hebben gestaan, maar het is ver standiger om eerst de oudste kaart van Haarlem en omgeving te raadple gen. Die werd omstreeks 1560 vervaardigd door Jacob van Deventer. De kaart behoort tot een serie die hij in opdracht van de koning van Spanje voor krijgskundig gebruik produceerde. Landschapselementen zijn van wege hun potentiële militaire belang nauwgezet weergegeven. Zo ook de begroeiing van de Haarlemmer Hout (zie kaart 6). Let wel, dit was om streeks 1560, dus vóór de kaalslag in verband met het Spaanse beleg. Men ziet dat de Baan - in ieder geval in de tijd van Jacob van Deventer - niet zo heel ver naar het zuiden reikte, want juist tussen de Dreef en de Kleine Houtweg drong het bos het verst naar het noorden. De rand van de Hout lag daar ongeveer ter hoogte van de huidige Paviljoenslaan. Tegenwoor dig is dat trouwens nog steeds zo. Er is een goede reden om aan te nemen, dat de grenslijn tussen het bos en het open land van de Baan ook vóór 1560 al eeuwenlang op dezelfde plek had gelegen. Het land tussen Houtplein, Dreef en Kleine Houtweg beslaat namelijk zestien morgen als men vanaf de singel rekent tot aan de bosrand waar Jacob van Deventer die tekende. In de paragraaf over de Vijfhoek kwam al aan de orde dat een oppervlakte van zestien morgen een bijzondere betekenis heeft: al vanaf de vroege Middeleeuwen was het de gebruikelijke omvang van een hoeve. De Baan was, voor de schenking aan de stad, grafelijk bezit. We hebben BERT KOENE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2004 | | pagina 133