al gezien dat ook de percelen tussen de singel en de Baan aan de grafe
lijkheid hebben toebehoord. Dat maakt het zeer aannemelijk dat de hele
lap grond van zestien morgen oorspronkelijk een hoeve van de hof van
Haarlem is geweest, net zoals de eerder besproken hoeve in het Nieu-
weland.
De Park en het Rozenprieel
Dicht bij de Hout lag een leengoed genaamd de Park. Het komt in ver-
-132- schillende schrijfwijzen voor: 'Parric, Perric, Perrieke.'Het woord 'perc'
of 'pare' gebruikte men voor een duidelijk afgebakend, omheind gebied.
De eerste vermelding van de Park stamt uit 1325. Ten overstaan van de
graaf als leenheer maakte Jan Persijn toen tot lijftocht voor zijn vrouw
Alijd zijn 'huijs an den houte bi onzer porte van Haerlem ende alle dat
lant dat bi den huse leghet binnen den parric alsoe als hiit te liene hout.'86'
Deze Jan Persijn was een telg uit één van de belangrijkste adellijke
families van Holland.87) Hij was een zoon van ridder Jan Persijn, heer van
Waterland en slotheer op het Huis te Velsen. Volgens de kroniekschrij
ver Johannes de Beke was het aan Jan Persijn senior te danken dat
Haarlem in 1274 een beleg door Kennemer boeren doorstond. Jan Persijn
in de Park was noch heer van Waterland noch heer van het Huis te
Velsen, want die waardigheden gingen naar zijn oudere broer Nicolaas.
Toen Jan Persijn in de Park zijn huis en het land dat daarbij hoorde tot
lijftocht voor zijn vrouw bestemde, werd tegelijk bepaald dat het goed op
zijn oudste dochter zou mogen overgaan als hij zou overlijden zonder een
zoon na te laten. Dat is inderdaad wat er gebeurde. Jan Persijn liet doch
ters Margaretha en Catharina na, maar geen wettige zoon.88'
Margharetha Persijn trouwde Jacob van Rosenburg alias Jacob van
Binkhorst. Hem verging het slecht, want hij werd door graaf Willem v
van zijn bezittingen vervallen verklaard. De reden was dat heer Jacob de
zijde van Willems moeder had gekozen, toen die met haar zoon om de
zeggenschap over het graafschap streed. Onder het verbeurde bezit van
Jacob van Rosenburg vielen ook de goederen die Margaretha Persijn in
het huwelijk had ingebracht, maar in 1352 gaf de graaf haar dat weer ten
gebruike. In de betreffende akte noemt de grafelijke schrijver haar
'Margriete uyt den Parric, vrouwe van Rosenburg'. 89) Na haar overlijden
verviel de Park aan de grafelijkheid in de persoon van hertog Albrecht
van Beieren. Die schonk op 31 december 1367 'het land dat de Parric heet,
gelegen bij onze stede van Haarlem' aan het Hofkapittel in Den Haag.90)
Het vruchtgebruik gaf hij echter aan zijn klerk Koenraad,vermoedelijk
in afwachting van pauselijke erkenning van het pas gestichte kapittel. In
Haerlem Jaarboek 2004