1371 bevestigde de paus het kapittel in het bezit van de Park. 921 Het goed
werd in de pauselijke bul als volgt omschreven (vertaald uit het Latijn)
'Een stuk grond gelegen in de parochie Haarlem, in de volksmond de
Perrieke genoemd, begrensd ten oosten door de stroom die gewoon
lijk de Speern wordt genoemd, ten zuiden door de Haarlemmerhout
en ten westen door de openbare weg die naar het voornoemde bos
voert, en ten noorden door de gracht van de stad Haarlem.'
Het Hofkapittel vindt men in Haarlemse archiefstukken meestal aange- —133-
duid als de 'canesie,' zoals men een kapittel (gemeenschap van kanunni
ken) toen wel noemde. In 1525 kreeg het kapittel van Karei v toestemming
alle landerijen bij Haarlem te verkopen. De inkomsten uit de Park wer
den bij die gelegenheid omschreven als landhuren buiten de Kleine Hout
poort ten bedrage van ruim 114 ponden.
Er zijn rekeningen van inkomsten en uitgaven van het kapittel be
waard gebleven over de jaren 1524-1525,1544-1545 en 1545-1546.94) De eer
ste rekening is van net voor de verkoop van de Park. Onder de inkom-
stenpost getiteld 'renten tot haerlem buyten de cleyne houtpoort gehee-
ten tparck' staan de namen van elf pachters, met de pachtsommen en de
grootte van de verpachte percelen. Het gaat in totaal om ongeveer vijftien
en een halve morgen. Beter gezegd, bijna zestien morgen, wat doet ver
moeden dat ook de Park als hoeve van de grafelijke hof van Haarlem is
ontstaan.
Uit de rekeningen van het kapittel rond 1545 blijkt dat de verkoop van
de Park niet erg wilde vlotten, want het kapittel had nog steeds zes mor
gen in zijn bezit. Dat blijkt ook uit het morgenboek van de parochie
Haarlem uit 1544 van het hoogheemraadschap Rijnland. 951 Onder het
kopje 'tussen Haarlemmerhout en Spaarne' figureert daarin de 'callesije
inden hage' als eigenaar van een perceel van vijf en een halve morgen
plus een bleekveld.
Waar lag de Park nu precies? Uit de pauselijke bul van 1371 volgt dat
de singel de noordgrens was. Naar het zuiden reikte de Park volgens de
bul tot aan de Hout. Als westgrens werd de openbare weg via publico)
naar de Hout aangegeven. Daarmee kan slechts de Kleine Houtweg zijn
bedoeld, want het land aan de andere kant van die weg werd in beslag
genomen door de Baan, de kroft van Willem Costijnszoon en het land
van Jan van Rolland en Grote Pieter. Volgens de bul van 1371 liep de Park
aan de oostkant tot aan het Spaarne. Het kan echter niet zo zijn dat de
Park werkelijk tot aan het water liep, want daar lagen de kampen van Jan
Arnoud van Bennebroek. In een akte uit 1361 wordt bovendien uitdruk-
BERT KOENE