de Park en het Spaarne. Evenzo was in 1478 sprake van een perceel in het
Rozenprieel, ten oosten helend aan het Spaarne en ten westen aan de
'canesie' de Park). In 1470 werd een vierde part in het eigendom van
een molen verkocht, welke gelegen was in het 'rosenpryel', aan de oost
zijde helend aan het Spaarne. I0°'
Het is niet nodig om nog meer voorbeelden te geven van middeleeuw
se transportakten waarin de ligging van het Rozenprieel wordt aange
duid. De situatie is wel duidelijk: in de vijftiende eeuw werd onder het
Rozenprieel een gebied verstaan tussen het noordelijke deel van de Park
-136- en het Spaarne. Op negentiende-eeuwse kaarten van Haarlem staat het
Rozenprieel expliciet aangegeven (zie kaart 7), en wel op dezelfde plek
die we uit vijftiende-eeuwse akten hebben afgeleid.
Een prieel is volgens het Middelnederlands Woordenboek eigenlijk
een stuk grond bij een huis waar gras groeide en waar men een paard kon
laten grazen. Men ging er echter vooral een met bomen beplant of met
bloemperken bezet grasveld onder verstaan, dus een boomgaard of bloe
mentuin. Misschien moeten we daarom de naam Rozenprieel inderdaad
letterlijk als 'rozentuin' opvatten. I0I> Gezien het feit dat het hoveniersbe
drijf in latere eeuwen langs de Kleine Houtweg bloeide, is er niets
onwaarschijnlijks aan een middeleeuwse rozentuin in die buurt.
Hoeven van de hof van Haarlem
Op onze tocht door de zuidelijke wijken van Haarlem zijn we drie stuk
ken land van zestien morgen tegengekomen. Hun status qua eigendom en
gebruik liep in de veertiende eeuw nogal uiteen, maar alle drie zijn gra
felijk bezit geweest. De hoeve in het Nieuweland werd in 1320 door graaf
Willem in aan de jansheren geschonken. Het land van zestien morgen
tussen Houtplein, Dreef en Kleine Houtweg, gerekend van de Gast
huissingel tot de Paviljoenslaan, viel in de veertiende eeuw uiteen. Het
grootste deel werd door de grafelijkheid als openbare ruimte aan de stad
geschonken (de Baan), een kleiner deel werd aan particulieren uitgege
ven. De Park, vrijwel zestien morgen groot, was ten tijde van de vroegste
vermelding een grafelijk leengoed. Het gaat in de drie gevallen, mijns
inziens, om voormalige hoeven van de grafelijke hof van Haarlem.
Voordat we proberen nog meer hoeven aan te wijzen, is een kleine
toelichting op het hofstelsel op zijn plaats. De economie van de vroege
middeleeuwen dreef vrijwel geheel op het boerenbedrijf. Handel en ver
keer waren nog weinig ontwikkeld, zodat men was aangewezen op zelf
voorziening in de levensbehoeften van alledag. Daarnaast moest men van
een aantal producten voldoende overschot boven de eigen behoeften
Haerlem Jaarboek 2004