Een dergelijk werkplaats heette de pomp, naar de pompiers (Frans voor kleermaker) die daar werkten. Veranderingen aan gereedgekomen maat kleding werden ook pomp genoemd. De rest van de tuin werd toen ver anderd in een binnenplaats met fietsenhok en kolenhok. Aan het eind was een schuifdeur, die toegang gaf naar een poort, die uitkwam op de Nieuwe Gracht. Op de eerste verdieping waren de woonkamers, twee naast elkaar aan de voorzijde. Rechts achter een kamer met balkon boven de paskamer. Links achter de slaapkamer van mijn ouders en daarachter de badkamer. Op de tweede verdieping waren aan de voorzijde drie slaapkamers, één voor mijn broer Geer, één voor mijn broer Henk en één voor de dienst bode Fie. Daarachter lag een grote zolder met aan de achterkant nog een klein kamertje, dat zomers erg warm was en 's winters erg koud, want het had drie buitenmuren en een plat dak. Dit was mijn slaapkamer. Op i september 1914 ging ik naar de lagere school in de Jacobstraat. Een kleuterschool heb ik nooit bezocht. Wel was er enige uren per dag een kindermeisje, waarmee ik ging boodschappen doen en wandelen. Het verhaal gaat dat ik graag langs het Spaarne wilde lopen om boten te zien en een hekel had aan strand en duinen en toen dus al een hekel had aan zand onder en in mijn schoenen. Zou dat al een onbewust verlangen naar de watersport zijn geweest? Van de jaren op de lagere school weet ik weinig of niets van de kleer makerij. In de verkoopruimte mocht ik niet komen, op het kantoor keken ze mij weg. In de snijkamer kwam ik wel eens om een nieuwe broek te passen bij coupeur Rijkhof, gemaakt van een restant stof. De tweede cou peur of bijsnijder was J. van Kipshagen. Op de pomp zaten enige oude mannetjes. Er stond een kachel met platte zijkanten, waartegen de pers ijzers stonden. Als een kleermaker een warm ijzer moest gebruiken, spuugde hij op dat ijzer. Als het ijzer siste was het heet genoeg en was het voor hem de moeite waard op te staan en het ijzer om te ruilen voor het afgekoelde ijzer op zijn werktafel. Ik speelde wel veel op de binnenplaats, in de poort en op de stoep van de Nieuwe Gracht met een Vliegende Hollander (een vierwielig karretje dat voortbewogen werd door een handel heen en weer te bewegen). Ook voor de deur, op de stoep van de Kruisstraat, mocht ik spelen, maar niet verder dan tot de Ridderstraat. De Kruisstraat was toen nog rustig. Zo nu en dan kwam de paarden tram langs die van het station naar De Hout reed. Het paard kwam altijd op een holletje van de Kruisbrug af rijden omdat de wagen op de helling het paard vooruit duwde. Later kwam er een elektrische tram voor in de plaats. Je kon toen ook nog in de goten tussen stoep en straat knikkeren en op straat hoepelen en voetballen. Haerlem Jaarboek 2004

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2004 | | pagina 14