de Lange Veerstraat en Kleine Houtstraat hebben gelegen, want daar lag de rand van de strandwal. Aan de overkant van die straten lag het onbe schermde oevergebied van het Spaarne. Als we tenslotte de westgrens langs de Gierstraat en de Koningstraat veronderstellen, dan resulteert inderdaad een oppervlakte van zestien morgen. Dit meetkundige resultaat is de enige feitelijke ondersteuning voor de hypothese dat er een hoeve tussen de Beek en de Gasthuissingel zou hebben gelegen. Bij de eerder besproken hoeven konden we ook terug grijpen op geschreven bronnen waaruit naar voren kwam dat elk van die stukken land eens als een samenhangende eenheid in grafelijke hand was geweest, maar voor de hypothetische 'hoeve bezuiden de Beek' ontbre ken zulke gegevens. Een probleem is verder dat bij uitmeting van twee hoeven in de stad de driehoek Beek, Oude Gracht en Koningstraat, met een oppervlakte van ruim twee morgen, onbezet blijft. Conclusie De historische geografie van de zuidkant van Haarlem is verduidelijkt met behulp van bronnenmateriaal dat voornamelijk uit de veertiende eeuw stamt. De toenmalige landinrichting droeg onmiskenbaar de sporen van nog eerdere tijden, toen Haarlem en omgeving deel uitmaakten van een grafelijke hoforganisatie. Er is geprobeerd om de verdeling van de grafelijke hof in afzonderlijke hoeven te reconstrueren. De hoeven waren in essentie noord-zuid georiënteerd, dus met de richting van de strandwal mee. De grenzen tussen de verschillende hoeven zijn voor een groot deel nog in het tegenwoordige wegenpatroon terug te vinden. Vooral de oude hoofdweg over de strandwal, de route Wagenweg, Houtplein, Grote Houtstraat en Gierstraat, springt eruit als grenslijn van en tussen hoeven. Dat impliceert dat die route al in gebruik was vóórdat de hoforganisatie Haarlem, die vermoedelijk uit de tiende eeuw stamt, bestond. De hof van Haarlem werd in de eerste helft van de dertiende eeuw ont bonden en de stedelijke ontwikkeling van Haarlem trok nieuwe sporen in het landschap, soms dwars door oude structuren heen, soms langs oude lijnen. De singels die werden gegraven om de grens van de stads- vrijheid te markeren, kunnen voor beide manieren van opereren als voor beeld dienen. Het gebied van de Ramen werd door de westelijke singel zonder pardon afgesneden van de rest van het leengoed waar het toe behoorde. De zuidelijke singel daarentegen viel netjes langs de grenslij nen van oude hoeven. De ouderdom van de singels is verduidelijkt door identificatie van de zuidelijke singel met de al in 1311 genoemde 'uterste grafte', waarlangs al BERT KOENE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2004 | | pagina 143