in huis hadden. Daar dit soort gegevens niet gemakkelijk op andere wijze
achterhaald kunnen worden, volgen hier de namen van die elf leden:
C.W. Thöne, Corn. Pijnappel Andz., Jan Pijnappel, J.D. Mercker jr., J.
van Oosterwijk Bruijn, Jan Corver, W.H. Zimmerman, J. Bruijn, J. Klerk
Pz., C.C. Thomas en P. Meijer Warnars.
Een lofdicht uit 1744 op het Haarlemse wapen
-168-
In het uiterst zeldzame boekje Weg-wyzer van alle gragten, straaten en
steegen der stad Haarlem; mitsgaders lof-gedichten op dezelve, 'gedrukt
by Joannes Met', volgens een potloodaantekening in het exemplaar in de
Haarlemse stadsbibliotheek uitgegeven in 1744 (een identieke nieuwe uit
gave verscheen in ca.1760) staan, behalve een groot aantal straatnamen in
een wat wonderlijke volgorde, ook een tweetal lofdichten: een op Haar
lem en de uitvinding van de boekdrukkunst, het andere op het Haarlemse
wapen.
Hoewel niet van zeer groot belang, leek het toch aardig om het laatste
vers aan de vergetelheid te onttrekken. Het geeft een verklaring van het
Haarlemse wapen, die zoal niet correct, toch wel interessant is.
Op het waapen der stad Haarlem
Wil iemand in zyn huys 't stads wapen plaatse geeven,
Laat deeze reeg'len dus daaronder zyn geschreeven,
Waar by men leeren mag tot eere van dit feyt,
Tot eere van de stad, wat al ons wapen zeid:
"De moed verwind den magt: het veld en 't zwaard getuigen,
"Dat Damiaat voor ons den hals heeft moeten buygen;
"De sterren dat onz' naam steil tot de wolken gaat,
"En 't kruys vermeld het eynd' en oorzaak van de daat."
V.D.S.
V.D.S.
Haerlem Jaarboek 2004