landschap, dat in eerste instantie dikwijls wat chaotisch over kwam. Want Jan was vooral een liefhebber van wat wel de 'nieuwe wilden' werd genoemd, en schilders als Neil Jenny, Julian Schnabel, Penck, ook van Gogh (om toch even een beetje terug in de historie te gaan), Heinrich Klotz en Georg Baselitz. Jan wist bij menigeen de belangstelling voor beeldende kunst stevig op te warmen. Zelf heb ik heerlijke herinneringen aan divers gezamenlijk museumbezoek. Bijvoorbeeld de grote tentoonstelling Pier Ocean in mei 1980 in het Kröller-Müller museum, of de enorme expositie Von Hier -228- Aus (1984) in Düsseldorf, waar hij aan een grote groep Haarlemmers die daar per bus naartoe waren gekomen, onvermoeibaar uitleg gaf. Door zijn opleiding wist hij veel, zo niet alles van de klassieke beel dende kunst. Maar zijn grote interesse ging uit naar het nieuwe dat zich aan diende. Niet over platgetreden paden, zou je oneerbiedig kunnen zeggen, leidde de weg die hij graag insloeg, nee, bij hem ging het eerder om hakken in de jungle, het zoeken via nieuwe wegen. Door zijn openhartige en nietsverhullende kunstkritieken was Jan Zumbrink lang niet bij elke kunstenaar geliefd. Zijn oordelen waren vaak niet mals, maar ze waren altijd goed onderbouwd en beargumenteerd. Zo wist hij het kaf van het koren te scheiden, richtte hij zich vooral op wat hij zelf interessant vond en liet het amusement in de kunst voor wat het was. Met Jan ben ik verscheidene keren op pad geweest en dat was altijd een onverdeeld genoegen. Het ging hem bij museumbezoek vanzelfspre kend om de ernst van de zaak, maar hij liet zijn commentaren dikwijls vergezeld gaan van een tintelende humor. En als hij voor een schilderij stond en zachtjes tussen zijn tanden begon te fluiten, dan wist je dat het goed zat. Want dat fluiten kenden we ook op de redactie: het was zijn begeleidingsmuziekje als hij lekker in z'n vel zat en als het artikel dat hij aan het schrijven was 'lekker uit zijn pen vloeide'. Bij de gemeentelijke commissie Toegepaste Monumentale Kunst, waarvan hij de laatste drie jaar deel uit maakte als burgerlid, kende men hem als een gedreven kunstminnaar met een originele kijk op wat zich aandiende. Voordeel daarbij was ook dat hij een enorme kennis had van vrijwel elk openbaar kunstobject in Haarlem en altijd klaar stond met gedegen achtergrondinformatie. Zo wist hij ook de vergaderingen van de commissie tmk door zijn aanwezigheid tot inspirerende gebeurtenissen te maken. En waar hij niet te vergeten, van tijd tot tijd de grootste spannin gen wist weg te nemen door er zijn zelf gebakken appeltaart te serveren. Hans Davelaar, secretaris van die commissie, memoreerde dat bij de crematie, in het nieuwe crematorium aan de Vergierdeweg. Haerlem Jaarboek 2004

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2004 | | pagina 230