De kleermakers regen de stukken in de eerste pas. Als deze gereed
waren kreeg de cliënt bericht om te komen passen. De coupeur hielp de
cliënt het stuk aan te trekken. Hij keek of het goed paste, spelde de voor
kant dicht, want knopen zaten er nog niet aan. De kraag werd er afge
trokken en de mouwen eruit getrokken, de schouders losgemaakt. (Ik
was eens bij een cliënt waar een klein kind begon te huilen, omdat ik
vaders pak stuk maakte.) Dan werden de schouders weer in elkaar
gespeld op de juiste plaats, evenals de kraag. Daarna tekende de coupeur
met krijt de kanten af, bepaalde de plaats van de knopen en mat de
onderkant af of deze voor en achter gelijk hing. De coupeur nam het stuk
weer mee naar de snijkamer, maakte de schouders en kraag weer los na
afgetekend te hebben hoe het moest zitten. Hij streek de lappen glad en
tekende af hoe het precies moest worden. De kleermaker kreeg het stuk
weer retour met enige aanwijzingen, waarop hij moest letten. De schou-
De 'snijkamer' in 1913. Van links naar rechts: procuratiehouder Stavenuiter,
hulpcoupeur Rademaker, Gerard A. van der Steur jr. (oudere broer van
L. van der Steur) en coupeur Rijkhof. In de kastjes tegen de achterwand,
voorzien van de letters a t/m z, lagen de opgevouwen papieren patronen van
de cliënten. In de vensterbank de rolletjes gesneden kleding voor de thuis
werkers. Op de binnenplaats een overdekte bakfiets met naam en adres en
het woord 'tailor', (foto J. Pörtzgen)
Haerlem Jaarboek 2004