schoonvader, naar Haarlem. Ruimde bijzondere papieren op en nam
deze mee, evenals fotoalbums en films. Voorzieningen in de zaak in ver
band met oorlog, die al lang dreigde, had ik al eerder getroffen. Het per
soneel wist wat er moest gebeuren. Een kopie van de boekhouding werd
een paar maal per week in een kluis van een bank opgeborgen en dat
deden we al enige maanden. Dit zou mijn laatste rit met mijn auto zijn,
want autorijden werd direct na de capitulatie verboden.
De verkoop ging de eerste jaren normaal door, dankzij de grote voor
raad stoffen die wij in huis hadden. Uit Engeland kwam niets meer, maar
de grossiers in Holland hadden nog wel voorraad. Ook kocht ik veel voe-
ringstoffen en andere fournituren, omdat ik begreep dat reparatie belang
rijk zou worden. Daar hebben we dan ook lang mee kunnen doorwerken.
In 1941 kwam de textieldistributie en kreeg iedereen textiel distributie
kaarten met punten. Die punten moesten de cliënten inleveren bij een
bestelling. Het aantal punten was afhankelijk van het kledingstuk. Deze
punten moesten we op formulieren plakken, inleveren op het distributie
kantoor en daarvoor kregen wij coupons, waarmee we weer materialen
konden kopen.
Er kwam al spoedig een levendige handel in textielpunten en er kwa
men valse punten in omloop. Ik leverde eens te goeder trouw vellen met
punten in waar valse punten tussen zaten. Ik kreeg een bekeuring en
moest voor de rechter komen. De rechter vroeg: 'Waarom heeft U valse
punten ingeleverd?' Ik antwoordde: 'Ik heb geen verschil tussen de valse
en echte punten kunnen zien, edelachtbare.' De edelachtbare zei: 'Ik zie
het ook niet, maar ze zijn onderzocht en het is bewezen.' Veroordeling:
50 cent boete. (De rechter was vast geen NSB'er.)
In de eerste maanden van de oorlog kwamen er vaak en vooral
's avonds Duitse militairen vragen of ze stoffen konden kopen. Wij had
den toen nog een Duitse dienstbode, zoals vele Nederlanders. Als ze open
deed, stuurde ze de soldaten weg met de mededeling dat mijnheer niet
thuis was. In hotel Funckler, tegenover ons, zat de Ortskommandant en
via hem kwamen wel eens officieren die een kostuum wilden laten
maken. Wij vroegen dan een levertijd van een half jaar. Eén antwoord
was: 'dan zijn we al lang in Engeland en laten het dan daar maken'.
Reizen naar de cliënten deed ik weer per trein en fiets. Tweemaal werd
mijn fiets gestolen, zelfs eens vanuit de trein.
Toen de stoffen opraakten en er alleen nog Duitse ersatzstoffen
gemaakt van kunstwol (uitgehaalde vezels uit oude kleding) of melkwol
(gemaakt van melk) te koop waren, stopte de verkoop en gingen we over
op reparatie, keerwerk en vermaakwerk. De voorraad fournituren kwam
toen goed van pas. Vele kostuums van vader werden vermaakt voor de
L. VAN DER STEUR