zoons. Ook maakten we mantelpakjes voor de dames van smokingkos
tuums. Van restanten stof maakten wij korte jongensbroeken en plusfours
die toen in de mode waren. Voor de kinderen van onze cliënt H.A.M.
Roelants in Schiedam maakte ik broeken. Naast de familie Roelants
woonde de familie Van Vollenhoven. Mevrouw Van Vollenhoven vroeg
of ik voor haar kinderen ook broeken kon maken. Dit gebeurde en zo
maakte ik voor Pieter van Vollenhoven zijn eerste maatbroek.
Alle stoffen kon je verkopen. Voor de oorlog hadden wij minister-pre
sident Cort van der Linden als cliënt. Hij droeg altijd een pak van dezelf
de stof, een dikke grijze cheviot van Krantz uit Leiden. Regelmatig
schreef hij een briefkaart en daar stond dan op: 'Wilt U een costuum voor
mij maken?' Wij wisten dan genoeg. Kort voor de oorlog kochten we een
stuk (60 meter) van deze stof. Dat was goedkoper dan per meter en de
afname was verzekerd. Maar Cort van der Linden overleed en niemand
wilde deze zware stof hebben. In de oorlog werd het echter goud waard,
want een dik pak werd veel gevraagd door de toen schaarse verwar
mingsmogelijkheden.
Niet alle stoffen heb ik in die jaren verkocht maar een aantal werd
bewaard om te ruilen tegen levensmiddelen, brandstof enz. voor het per
soneel en de familie. De voorraad moest echter geregeld opgegeven wor-
—40— Hiernaast en pagina rechts:
in de oorlogsjaren werd een
'Ideeënboek' aangelegd met
plannen voor na de oorlog,
onder andere: stoffen en four
nituren kopen, grootwerkers
aannemen, onderhoudabonne-
menten uitbreiden, modeartike
len (overhemden naar maat)
erbij nemen, etc.
Haerlem Jaarboek 2004
cJae.ce->"* -toe
L. a Si,
<31^ u