men. Dit was geen probleem, want de leveranciers wilden je graag geld
lenen. 'Uncle George' (G. Marchand) schreef ons dat we na 5 jaar opslui
ting eens naar Brussel moesten gaan om er eens uit te zijn. Brussel was
veel eerder bevrijd en er was weer van alles te koop. Belgisch geld kon
den we opnemen van zijn rekening bij een portier van een bepaald hotel.
Veel had ik nog niet kunnen kopen in Engeland en de cliënten zaten te
springen om nieuwe kleding. Een lange wachtlijst werd aangelegd.
Langzaam, heel langzaam kwam de zaak toch weer op gang.
In 1940, vlak voor de bezetting, had ik als bedrijfsleider de heer F. Knu-
velder aangenomen. Hij kwam in september naar Haarlem. De coupeur -45-
Rijkhof was in de jaren dertig overleden en opgevolgd door H. Enterman
in 1937. J. van Kipshagen en Jacob Cival waren er nog. Van de vele kleer
makers herinner ik mij nog vader en zoon Rademaker, vader en zoon
Van der Kamp, A.G. Duiverman, zijn dochter Corrie, zijn zoon A.G. en
de broer van de oude A.G., dat was M. Duiverman. Op het atelier zaten
Höld, Wichers, Van Gelder, Augustin, Willemse, enz. Daar de kleerma
kers tot op hoge leeftijd bleven werken, A.G. Duiverman vierde bij ons
zijn 50-jarig dienstjubileum, zat ik wel met vele oude mannetjes. Vaak
moest ik hun nabestaanden nog financieel helpen, want sociale voorzie
ningen waren er niet.
De heer Höld was een Duitser, maar een goede en de beste kleerma
ker van onze zaak. Hij woonde al in Nederland vanaf de eerste wereld
oorlog. In de jaren twintig kwam hij bij ons in dienst. Hij werd in mei
1940 opgepakt door de Hollanders, omdat hij nog de Duitse nationaliteit
had. Hij kwam echter weer vrij en werkte bij ons tijdens de oorlog zon
der politieke problemen. Na de oorlog in 1945 werd hij weer opgepakt als
Duitser en in een kamp gestopt. Na een onderzoek door een zuiverings
commissie kwam hij weer terug, mede doordat ik een advocaat voor dat
soort zaken kon aantrekken. Het was wel droevig dat zijn huis en inboe
del waren geconfisqueerd en dat hij met zijn vrouw in een pension moest
gaan wonen.
Toen er weer voldoende materiaal te koop was, groeide de verkoop
snel, maar ook de prijzen stegen snel. De arbeidslonen gingen in het bij
zonder zeer snel omhoog. In de jaren dertig werd maanden onderhandeld
over 1 cent per uur loonsverhoging en in de crisisjaren waren er zelfs ver
lagingen. Nu gingen de uurlonen zonder slag of stoot met 20 tot 30 cent
per uur omhoog. Ik zat toen in de Sociale Commissie voor het maatkle-
dingbedrijf. Dat vond ik vervelend werk. Ik zei eens tegen een vakbonds
man: 'Als dit zo doorgaat dan blijft er van de maatkleding niets over en
is er helemaal geen werk meer voor kleermakers.' Zijn antwoord luidde:
'Wat kan mij dat schelen, als de werknemers maar meer gaan verdienen.'
L. VAN DER STEUR