gevelvlak waarin een houten vakwerk is aangebracht dat met metselwerk
is opgevuld. In de borstwering van de bovenste erkers is een wat een
voudiger vakwerk toegepast. Dit soort houten accenten zijn ontleend aan
de ook in de late negentiende eeuw aanwezige landhuisarchitectuur, de
chaletstijl. Tussen de drie zadeldaken van het bouwblok zijn de wonin
gen voorzien van een plat dak. Tussen de topgevels is het overstek van
dit dak doorbroken door een hoger opgaande en plat afgedekte gevel
beëindiging. Aan weerszijden van deze afdekking bevindt zich een zgn.
opzetstuk, een in de jugendstil vaak toegepast ornament.
De ramen zijn rechthoekig van vorm. De bovenlichten zijn voorzien
van een fijnmazige ruitverdeling die bij jugendstilpanden vaak voorkomt.
De ramen zijn aan de bovenkant afgesloten met een latei die licht
gekleurd is. Boven de brede raampartij op de begane grond is een over
stek dat ondersteund wordt door een tweetal geprofileerde houten draag
stukken. Boven de lateien zijn eenvoudig gemetselde segmentboogjes
aangebracht die elk voorzien zijn van licht gekleurde aanzetstenen.
De fraaie voordeuren die nog authentiek zijn bevinden zich in een
ondiep portiek dat boogvormig is afgesloten en enkele treden boven het
trottoir is gelegen. Het bovenlicht en het zijraam naast de deur zijn voor
zien van glas in lood. Het balkon boven de voordeur rust op twee uit-
Kleine Houtweg 23-31 (foto Maarten van Wamel)
Haerlem Jaarboek 2005