medewerkers van couranten en andere periodieken, ook eigentijdse.
Vooral dat laatste was ongebruikelijk, want tot ver in de negentiende
eeuw gold het 'geheim van de redactie'. In de krant zelf werden de namen
van redacteuren en medewerkers in de regel pas onthuld als de betrok
kene was overleden of zijn gouden jubileum vierde. Ten slotte was de
jurist Kluit sterk geïnteresseerd in juridische verwikkelingen rond kran
ten, variërend van eigendomsrechten tot bestuurlijke ingrepen en straf
rechtelijke vervolgingen wegens ongewenste berichten en persdelicten.
Kluit en anderen, vóór en na hem, werden bij hun pershistorische
onderzoekingen in grote mate belemmerd door het ontbreken van het
basismateriaal. Van de vele tientallen couranten, met honderden jaar
gangen, die in de zeventiende en de eerste helft van de achttiende eeuw
in Nederland zijn verschenen, is naar schatting in eigen land niet meer
dan een procent of 15 tot 20 bewaard gebleven. Dat manco is waarschijn
lijk de belangrijkste reden dat de geschiedschrijving van onze oudste cou
ranten tot nu toe niet echt van de grond heeft kunnen komen. In die con
text vormt de ohc een unieke uitzondering. Voor zijn studie over die cou
rant had Kluit toegang tot ruim 200 jaargangen. Die waren sinds 1737,
toen de uitgave door Isaac en Johannes Enschedé werd overgenomen van
de erven Casteleyn, zorgvuldig bewaard en ten tijde van Kluits onder
zoek, begin jaren 1870, om redenen van brandveiligheid ondergebracht in
de sacristie van de Grote Kerk in Haarlem.5'
Hoe buitengewoon rijk de collectie van het Museum Enschedé ook is,
uit de jaren 1656 tot 1664 omvat zij slechts een handvol nummers van de
courant. Kluit moest dan ook volstaan met een zeer summiere recon
structie van die beginjaren. Na 8 januari 1656 springt zijn relaas noodge
dwongen naar september 1659 en via enkele nummers uit 1660 en 1662
naar januari 1664. Ook latere schrijvers konden daar tot nu toe weinig of
niets nieuws aan toevoegen. En zo bleven de lotgevallen van dat eerste
decennium 130 jaar lang goeddeels in het duister. Tot de afgelopen jaren
in archieven en bibliotheken in Londen, Stockholm, Bremen, Oldenburg,
Wolfenbüttel en Moskou in totaal circa duizend exemplaren van de ohc
uit de zeventiende eeuw werden (terug)gevonden. Daaronder ook 70
unieke nummers uit de jaren 1656-1664 en een dertigtal uit de jaren 1680-
1682, die ontbreken in de collectie Enschedé.
De verdeling van die 1000 exemplaren is (afgerond) als volgt:
Public Record Office, Londen 1665-1677 37° exemplaren
Russisch Staatsarchief voor 1660-1698 300 exemplaren
Oude Akten/RGADA, Moskou6'
Koninklijke Bibliotheek, Stockholm 1656-1696 130 exemplaren
Haerlem Jaarboek 2005