8
'bepaalde' Tv-programma's kijken. De knop werd meteen omgedraaid. De
nichtjes herinneren zich tante Thea als druk, een kwebbel. Praatte vijf
kwartier in een uur, er was niet tussen te komen. Zo levendig en druk als
zij was, zo bedaard en stil was oom Dé. Die was natuurlijk ook veel
ouder. Het nichtje herinnert zich vooral het 'shhh, shhh! Een beetje rus
tig. Oom Dé moet slapen.' Ze waren zeer aan elkaar verknocht. Hij
bracht een groot deel van zijn dagen door in zijn studeerkamer, waar hij
in alle rust aan het schrijven was. Deze herinnering dateert van rond
i960, toen de heer Vorstman ongeveer vijfentachtig was.
-146- Na de dood van haar man in 1965 heeft Thea nog lang in de Emmalaan
gewoond. Toen eerst haar lichamelijke en later haar geestvermogens ach
teruit gingen is ze uiteindelijk in een verzorgingstehuis opgenomen, waar
ze in 1983 overleed.
Oud-leden van G. en W. beschrijven haar als een kordate vrouw,
iemand die wist wat ze wilde en van een grote besluitvaardigheid. Een
sterk karakter, een doordouwster. Haar betrokkenheid kon zo indrin
gend zijn dat het soms werd ervaren als bemoeizucht, maar ze bedoelde
het altijd goed.
Samen zetten Fidelio en Thea hun schouders onder wat zij als onder
deel van hun levensopdracht zagen. Zo schrijft Thea in 1930 bij de over
weging om een groter maar ongezelliger (en duurder!) onderdak voor de
uitvoeringen te huren: 'Om echter ons apostolaat te kunnen uitvoeren,
zou naar andere middelen worden uitgezien'.
En naar aanleiding van de lezing van de heer Gustav Adolf over
hedendaags Rusland, in maart 1932, noteert ze: 'Het doel van deze voor
dracht was om diep de overtuiging bij te brengen om toch vooral een
zwaren dam op te werpen tegen het roode gevaar, dat over Rusland's
grenzen de wereld dreigt te overstroomen.'
De bloeitijd (1929-1942)
De geschiedenis van een vereniging die meer dan veertig jaar geleden
ophield te bestaan is vooral het verhaal zoals het ons uit de archiefstuk
ken blijkt. In dit geval zijn die buitengewoon onvolledig. Zo was het ont
breken van een ledenadministratie en van nagenoeg alle financiële stuk
ken een groot gemis. Toch is er voldoende archiefmateriaal aanwezig
gebleken om het verloop van de gebeurtenissen tot een samenhangend
geheel te voegen. Die archiefstukken - notulen, jaarverslagen, corres
pondentie - zijn voor het merendeel pennenvruchten van de secretaris.
De belangrijkste bron waaruit is geput, is het bewaard gebleven archief-
deel van de laatst bekende secretaris van de vereniging en tevens degene
Haerlem Jaarboek 2005