6oo mensen achter zich. Geloof en Wetenschap is uiteengevallen in twee
ongeveer gelijke helften en dat is voor beide groepen de doodsteek. De
inkomsten aan contributies halveren en dat is te weinig om op het oude
niveau amusement en/of cultuur te bieden. Goede sprekers vragen een
behoorlijk honorarium en goede toneelgezelschappen vragen een hoge
garantiesom. De goedbedoelde protestactie blijkt een dodelijke splijt
zwam. Geen van beide helften is levensvatbaar. De oud-ledenactie houdt
het voor gezien en zet er een punt achter. Maar de dissidenten keren niet
terug in de stichting. Zonder voldoende inkomsten en zonder de actieve
-170- bestuurservaring van echtpaar Vorstman zakt wat er nog over is van de
stichting hopeloos in elkaar. De stichting Geloof en Wetenschap leidt
nog tot voorjaar i960 een zieltogend bestaan, waarna (vermoedelijk) for
mele opheffing is gevolgd. Hiervan ontbreken echter alle gegevens.
Nawoord
Het einde van de stichting Geloof en Wetenschap dient mede in het licht
van het tijdsbestek te worden bezien. Een zo bloeiend geheel gaat niet
uitsluitend ten onder aan onenigheid binnen het bestuur, hoe merkwaar
dig ook de samenloop van omstandigheden. De late jaren vijftig waren
een tijd van onstuimig groeiende materiële welvaart. De oorlogsjaren
hadden het bewustzijn verscherpt van grondrechten als vrijheid, zelf
standig handelen en kritische uitlatingen. Bevolkingsgroepen liepen niet
langer gehoorzaam aan de leiband van hun politieke of geestelijke voor
mannen; de protestgeneratie was zich al aan het ontwikkelen. Daarnaast
begon het nieuwe verschijnsel 'televisie' steeds meer invloed te krijgen.
De samenleving werd breed geïnformeerd over andere landen en werel
den en het was onmogelijk om het gedachtegoed van 'andersdenkenden'
weg te houden uit de eigen kring. De kerken begonnen leeg te lopen
ondanks het tweede Vaticaans concilie. Gaandeweg werd de zorgtaak
van de kerken overgenomen door de overheid, in wat bekend zou wor
den als de 'verzorgingsstaat'.33' Het zijn vooral deze factoren die samen
het verschijnsel 'ontzuiling' opriepen, die van grote invloed zijn geweest.
Zonder de beschreven bestuursruzie zou Geloof en Wetenschap mis
schien nog enkele jaren langer hebben voortbestaan, maar niet véél lan
ger. Men was voor vertier niet meer afhankelijk van wat kerkelijke ver
enigingen boden. Deel uitmaken van een in kerkelijk verband opgerichte
organisatie werd het toppunt van vooroorlogse oubolligheid. Bezien we
Geloof en Wetenschap als een karakteristiek voorbeeld van dat typisch
twintigste-eeuwse verschijnsel 'Verzuiling', dan is een dergelijke relative
ring in het slothoofdstuk op zijn plaats.
Haerlem Jaarboek 2005