Stationsplein de opvolger van de tram zoeken. Ik wist dat er al een jaar of vijftig geen rails meer liggen en dat de bussen van het bedrijf met de aanstellerige naam niet door het centrum mogen rijden. Wel is natuurlijk de richting Groenendaal in ere gehouden, dacht ik - de ruggengraat van de stad. Dat bleek een illusie. Het plein stond bezaaid met bordjes van buslij nen in allerlei fantasierichtingen. Pas het laatste dat ik las, gaf een lijn aan die mij ten minste op de Dreef zou brengen tot bij het Vlooienveld, na een halfuur wachten. Een halfuur wachten op de Oude Lijn 1. Ik had gedacht vijf minuten. Nu besefte ik pas dat Haarlem zich anders voelt dan vroeger; geen langwerpige stad meer is. Later met het uitzicht uit het busraam trok mijn stemming bij. De Parklaan, de Nassaulaan, de Wilhelminastraat - al zijn zij geen Barteljorisstraat en geen Grote Markt, geen Gierstraat en geen Proveniershuis, zij horen bij mijn stad van herkomst; en het Vlooienveld is nog het Vlooienveld, en de Hertenkamp heeft de doorkijk nog naar het zuidelijke restje van Den Hout. Er is eigenlijk maar een enkel stuk van Haarlem dat onherstelbaar van mij vervreemd is, gevoeliger dan het Stationsplein met zijn bushaltes. Dat Jan Cornelis Peereboom (1865-1930). Haerlem Jaarboek 2005

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2005 | | pagina 178