HAARLEM'S DAGBLAD
elkaar waren. Bij dat echtpaar ontspande hij zich misschien van de drift
buien waar hij ons thuis af en toe mee overviel. Ook de redactie op de
krant kende deze buien, net als Oom Piet waarschijnlijk, die zelf geloof
ik geen driftbuien had, maar wel een ander soort buien.
Dat de broers als directeuren niet steeds soepel met elkaar omgingen,
is een indruk die in mijn herinnering is samengevat door wat ik na de
dood van mijn vader eens hoorde van mr. W.J. Veenhoven, ook een
Haarlemmer, die ze als secretaris van de Nederlandse Dagbladpers vaak
in actie had meegemaakt: 'Ik heb vaak gedacht, wat hebben die elkaar' -
met nadruk op de eerste e van hebben. Het was een uitdrukking die ik -181-
niet kende, en hij is uniek voor mij gebleven ter beschrijving van deze
relatie.
Intussen ging het in de jaren dertig van de vorige eeuw naar wens met
de krant. Al was het nog crisistijd, het Haarlem's Dagblad kon zich best
redden. Ik groeide op met de illusie dat kranten conjunctuurongevoelig
waren, net als begrafenisondernemingen. Pas later in de twintigste eeuw
heb ik gemerkt dat dat niet juist is. In de jaren dertig kon Haarlem drie
kranten voeden: de Nieuwe Haarlemsche Courant, de Oprechte
Haarlemsche Courant en Haarlem's Dagblad. De eerstgenoemde was
katholiek en had een bijbehorende lezerskring. De andere twee waren
rivalen, wel weer verschillend van achtergrond. De ohc bestond, met een
aantal variaties in zijn naam, sinds 1656 en had zich nooit als strikt plaat
selijk blad gepresenteerd: nationaal, en zelfs Europees vooral in de acht
tiende eeuw toen er in Engeland een tijd lang een vertaalde versie van
verscheen, de Haarlem Courant. Aan het eind van de negentiende eeuw
werd ohc nog steeds in bescheiden hoeveelheden buiten Haarlem ver
spreid. In Haarlem bleef ohc, toen Haarlem's Dagblad begonnen was,
sm S\> E% AWKI4TENTIKBI \l>
mmwmtmitmi 1 J*a§ - i tintt
-
1* èimrmm Mmrném Ihrweiwr t*«t Übfc tüa
J.J. PEEREBOOM