ruimte was er ook bij Haarlem's Dagblad, enkele treden omhoog links
binnen de poort. Ik weet niet wat je daar geacht werd te doen. Oude
kranten inkijken misschien en verleid worden tot een abonnement, als je
zag hoeveel de krant te bieden had. Je zag er nooit iemand staan of zit
ten; na de oorlog is de zaal een kantoorruimte geworden. Het is jammer
van het historische woord, dat een tijd doet veronderstellen toen de
gedrukte nieuwsvoorziening mondeling aangevuld werd.
De ohc had na 1930 zoals ik het mij herinner een kleiner, stiller uit
ziend kantoor op de hoek van de Grote Houtstraat en de Grote Markt;
dat zal de opvolger van het kantoor op nr. 8 geweest zijn. Ik denk dat het
binnen ook stil was, met een balie voor abonnementen en advertenties.
Het had geen allure van concurrent. Je zou denken dat die krant dat nog
best had kunnen worden, met sinds meer dan tweehonderd jaar het
bedrijf van Johan Enschedé en Zoonen achter zich. Geen belangstelling
dan zeker. Misschien was de leiding al gericht op het vooruitzicht van
een fusie binnen afzienbare tijd.
Op Grote Houtstraat nr. 93 was het veel drukker, leek mij. Daar zaten
dan ook alle commerciële en redactionele functies bijeen. Alleen de druk
kerij was er niet, die werkte in een groot soort loods een kilometer weg,
aan het Zuider Buiten Spaarne. Er was een jongen, geloof ik, die telkens
opnieuw naar de drukkerij fietste met een tas waar de kopij van de redac
tie in zat. In ieder geval deed hij dat met het hoofdartikel van R.P. dat
gewoonlijk pas tussen twaalf en een geschreven werd als de rest van de
krant al klaar lag om gedrukt te worden. Dan moest het nog in lood gezet
worden en maar passen in de eerste kolom van de voorpagina, wat
gewoonlijk wel het geval geweest zal zijn want mijn vader was gerouti
neerd en streepte zelden iets door. Een schrijfmachine heeft hij nooit
gebruikt. Daar was hij niet alleen in: ik herinner mij van na de oorlog nog
andere oude journalisten die echte pennenvruchten schreven, voorbeel
dig leesbaar.
Dat hij zo haastig moest schrijven was geen extra last voor hem, geloof
ik. Integendeel, hij vond het prettig; hij werkte het best onder tijdsdruk,
en ik herinner mij niet dat hij ooit geprobeerd heeft zich te forceren om
thuis vroeg op te staan. Hij kwam tegen half tien naar beneden voor een
haastig ontbijt. Omstreeks tien uur verscheen hij in de Grote Houtstraat,
beschikbaar in eerste instantie voor het leiding geven aan de redactie.
Die redactie was zoals ik hem mij herinner zes man sterk. Misschien
waren het ook wel eens zeven of acht man; vast niet meer. Wie de kran
tenredacties van na de oorlog heeft leren kennen begrijpt niet zomaar
hoe zij tien of twaalf tekstpagina's klaar kregen. Zij waren allemaal mees
ters in werken onder druk, denk ik. Zij werden daar toen niet eens voor
J.J. PEEREBOOM