raakt waren. Zou de voldoening daarover de inspanning voldoende belo
nen? Een tijdje lang moet het een aardse openbaring lijken.
Het blijft toch onweerlegbaar dat je als lagere en middelbare scholier
maar een matige belangstelling had voor de bedrijvigheid van je ouders.
Niet dat dit in alle gezinnen hetzelfde zal zijn. Er zijn er waar de ouders
over van alles praten met en in de aanwezigheid van hun kinderen; en
sommige kinderen begrijpen er meer van dan andere.
Waarschijnlijk zullen in sommige familiebedrijven de zonen dichter
betrokken geweest zijn. Mijn broer E. (Eric, Ek), die toch in de journa-
-186- listiek is gegaan, was het weinig meer dan ik. Het is misschien wonder
lijk of teleurstellend dat wij geen van beiden een derde generatie bij het
Haarlems Dagblad hebben willen worden. Als wij dat in de jaren vijftig
als jonge twintigers hadden gewild zou het ons niet belet zijn. Wat toen
dan ook gebeurde was dat P.W. zijn schoonzoon H.C. van der Mije in het
bedrijf haalde en dat die hem in 1964 opvolgde. In ongeveer diezelfde tijd
is aan E. die al een goede carrière in de journalistiek had gemaakt het
hoofdredacteurschap aangeboden; hij wilde niet. Wat mij betreft, ik
werkte al tien jaar lang als een vrijbuiter buitenslands en niemand bood
mij iets aan.
Er zou een studie geschreven kunnen worden over onze afzijdigheid,
als iemand dat de moeite waard vond. Het waren toen toch mooie banen,
in een vitale traditie, en wij voorzagen niet dat zij veertig jaar later hun
onafhankelijkheid kwijt zouden zijn. Het bedrijf is helemaal geen fami
liebezit meer; gefuseerd en afgekocht; en wat er in de krant staat is voor
een groot deel hetzelfde als in andere kranten van de nieuwe groep. Het
is maar goed dat Robert en P.W. dit niet hebben hoeven meemaken,
wordt er gezegd.
Zij zouden het al jammer gevonden hebben dat Grote Houtstraat 93 in
1974 verlaten werd en overgenomen door huurders zonder relatie tot de
vorm, die Oom Klaas aan het gebouw gegeven had. Wel werd er eerst nog
een duurzaam uitziende constructie gebouwd op een andere plaats, een
kantoor en een drukkerij in de Waarderpolder; en het ging net zo bij
bijna alle andere kranten, zij trokken zich terug uit de binnensteden.
Pas in de twintigste eeuw zouden de broers zich verslagen gevoeld
hebben bij de aanblik van de familiecreatie met een slinkend abonneebe
stand opgenomen in de veelvormige Hollandse Dagblad Combinatie in
Alkmaar en in Haarlem alleen nog vertegenwoordigd door een bijkan
toor en een plaatselijke redactie. En ook ik, een buitenstaander toch
maar, kijk liever strak vooruit als ik door de Grote Houtstraat naar het
Verwulft loop. Of zelfs opzij naar links, om nog minder te merken van de
onpersoonlijke opvolgers?
Haerlem Jaarboek 2005