ben uit hen voortgekomen. Ik ben hun chroniqueur geweest. En toch: ze
willen me aan de galg.'
Ongetwijfeld is die trilogie voor de gemeente Haarlem aanleiding
geweest Ferron voor te dragen voor een koninklijke onderscheiding. Op
30 april 2005 werd hij op het stadhuis benoemd tot ridder in de orde van
de Nederlandse Leeuw. Het gemeentebestuur motiveerde zijn voordracht
als volgt:
'Meer dan veertig jaar heeft Ferron zich, op zijn volstrekt eigen, her
kenbare en tegendraadse wijze, verdienstelijk gemaakt voor de
-234- Nederlandse literatuur. Hij heeft een omvangrijk oeuvre opgebouwd:
24 romans, novellen, verhalen- en essaybundels, vier dichtbundels en
zeven teksten voor toneel- en muziektheater. In zijn werk spelen het
Duitse cultuurgebied en de Haarlemse burgerij en burgerlijkheid een
belangrijke rol. In maatschappelijk en algemeen-cultureel opzicht
weet hij belangwekkende thema's aan te snijden. Sociale, religieuze
en politieke kritiek ontbreken in zijn romans nooit. Dat maakt dat ze
meer discussie oproepen dan het werk van de meeste van zijn tijdge
noten.'
Zijn laatste roman Niemandsbruid werd hem op zijn sterfbed overhan
digd door zijn uitgever. Curieus zijn de laatste woorden van zijn laatste
heldin, Adèle Schopenhauer: 'Denk je,' vroeg ze nauwelijks hoorbaar,
'dat de mensheid iets van mij geleerd zou kunnen hebben? Iets wat ze
nooit vergeten zal?' Wie Niemandsbruid heeft gelezen, kent het ant
woord op deze vraag. Een antwoord waarin het begrip pretenties een rol
speelt, waarin het gaat over de betekenis van het lijden.
Het oeuvre van Ferron is één grote poging het kwaad in ons te door
gronden en een plek te geven. Dat je dat als schrijver door de brave bur
gerij niet in dank wordt afgenomen, - zij heeft immers veel meer op met
hooggestemde idealen, met goede bedoelingen - accepteerde hij. Hij
moest dan maar de puist zijn die uitgeknepen moest worden. Net als
Mulisch probeerde ook Ferron meer dan veertig jaar de mythe te ont
maskeren als wat deze is: verstening. Graag had hij een componist willen
zijn, niet voor niets is muziek een leitmotief in alles wat hij schreef.
Daarvoor echter miste hij, vond hij zelf, de orde, was het bestaan voor
hem te chaotisch. Maar wat mogen we blij zijn dat die chaos zo'n divers,
zo'n weids en zo'n imposant oeuvre heeft voortgebracht. En, verdomme,
wat zullen we die flierefluiter missen!
Haerlem Jaarboek 2005
WIM VOGEL