tatie en extreem gevoel voor stijl, ver
binden hem met deze voorvader. Diens
milieu, herkomst en leven heeft Derk
zelf verschillende malen onderzocht.
Hij was daarbij vooral gefascineerd
door de positie van joden in het negen
tiende en vroeg twintigste-eeuwse
Haarlem en met name geïnteresseerd
in hun al dan niet geaccepteerde posi
tie of assimilatie. De sporen van zijn
beide families Binger en Emrik treft hij
aan in Haarlemse en Amsterdamse
archieven, bibliotheken, collecties,
gebouwen en op begraafplaatsen. Van
groot gewicht is de nalatenschap aan
meubels en voorwerpen, die hij zijn
hele leven lang zal koesteren en die hij voor zijn dood in perfect geres
taureerde staat nalaat aan de volgende generatie. Al deze dingen vertel
den hem een verhaal, van herkomst, van mensen, van gebruik en van de
plek die zij in diverse opeenvolgende huishoudens innamen. Zoals Hans
Christiaan Andersen (die hij als auteur zo liefhad) in zijn sprookjes voor
het eerst huiselijke objecten liet spreken, zo vertelden deze historische
objecten Derk Snoep het verhaal van zijn familie en zij leidden tot zijn
ontdekking van het belang van de historische ervaring.
Het verwondert niet dat hij kunstgeschiedenis wilde studeren, al wordt
die wens voorlopig door zijn ouders niet ingewilligd. Hij zal eerst een tijd
bij de Rotterdamse Lloyd werken om pas in 1957 in Utrecht de verlangde
studie op te nemen. Dit wordt een cruciale periode in zijn leven: niet
alleen ontdekt hij zijn toekomstige vak, maar ook het studentenleven,
vertier, het Utrechtse Studenten Toneel, een sociaal leven met veel
vriendschappen. Ook ontmoet hij er zijn toekomstige echtgenote, Ella
Reitsma, met wie hij twee kinderen krijgt, Martijn (nu advocaat in Den
Haag) en Jacomijn (antropologe aan het Musée Quai Branly te Parijs).
Het Utrechtse Kunsthistorische Instituut geniet internationale faam
door bibliotheek en hoogleraren, met name prof. G.J. van Gelder, bij wie
Derk Snoep in 1975 promoveert op Praal en Propaganda. Triumfalia in
de Noordelijke Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw. Het
onderwerp toont de ongewone belangstellingen die Derk Snoep ont
plooide: zijn interesse was evenzeer (politiek) historisch als kunsthisto
risch en zijn belangstellingswereld is dan ook het beste te karakteriseren
als cultuurhistorisch. Dat blijkt ook uit zijn onderzoek naar orgelluiken,
NECROLOGIEËN