ment van 'eens gebeurd', van 'echt gebeurd'; 'boven' staat niet ergens ver
ankerd in de tijd, mist eerbied voor Haarlems vermeende historie, voor
een Haarlemse traditie.
Moeilijker is virtus: mijn woordenboek geeft zo'n twintig vertalingen
en dat wil zeggen dat er gekozen moet worden. Die keuze moet dan
gebeuren op grond van de situatie waarin het woord voorkomt in de con
text. Ondanks het feit dat velen hierbij, onder meer in de jaarboeken van
de Vereniging Haerlem, de juiste keuze deden en zo een goed voorbeeld
gaven - zij mogen mij beschuldigen van het intrappen van een open deur
-34- - verschijnt vooral de laatste tijd telkens een verkeerde vertaling; soms
lijkt het zelfs alsof Haarlem een vertaling die absoluut niet deugt tot offi
ciële keuze wil verheffen.
Wat betreft de oorsprong van Haarlems wapenspreuk wordt algemeen
aangenomen dat deze te vinden is in de wapenspreuk van Ludwig iv, van
1445-1449 keurvorst van de Palts. Waar Haarlem echter als tekst heeft
viciT - hij overwon - zo luidt het voorbeeld uit de Palts vincit - hij
overwint - dus altijd, het brute geweld. Eén letter is slechts het verschil,
maar een groot verschil in betekenis. De situatie waar Ludwig in ver
keerde, was dat een ander volk zijn land bedreigde: oorlog dus. In zo'n
situatie moet je je dapper verdedigen tegen de vis - geweld - van de
agressor. Je kiest dan geen lijfspreuk die deugdzaamheid propageert. De
situatie vereist onverschrokkenheid of - vertaling nr. 1 uit mijn woorden
boek - 'mannenmoed'. Een vertaling met deugd deugt niet.
Maar waar haalde Ludwig zijn prachtige spreuk vandaan? Die allite
ratie met driemaal v, zo'n alliteratie waar de oude Romeinen gek op
waren? Ook nu nog kennen bijvoorbeeld velen Caesars geniale uit 47
voor Christus stammende veni vidi vici met driemaal de beginletter v,
kort en krachtig, een oorlogscommuniqué in drie woorden: ik kwam, ik
zag, ik overwon, retorisch volmaakt.
Welnu, Ludwig leefde in de bloeitijd van het humanisme; de humanis
ten, onder wie Ludwigs schoonvader, de latere tegenpaus Felix v, bestu
deerden hartstochtelijk het Latijn, schreven in het Latijn. Trouwens,
Ludwigs hoofdstad Heidelberg met zijn enorme bibliotheek van Griekse
en Latijnse handschriften was helemaal een centrum van humanistische
geleerdheid; voor al deze geleerden was de Romeinse redenaar/filosoof
Cicero bij het schrijven het grote voorbeeld. En in één van diens ver-
maardste redevoeringen, de Pro Milone uit 52 voor Christus treft men de
drie woorden aan van Ludwigs wapenspreuk, met hun alliteratie.1)
De situatie waarin de woorden bij Cicero voorkomen was de volgen
de: bij een ordinaire vechtpartij tussen twee door een paramilitair escor
te begeleide politici namelijk Clodius en Cicero's vriend Milo, raakte
Haerlem Jaarboek 2005