Tot slot: Haarlems wapenspreuk is heerlijk simpel, namelijk zwart-wit;
wij waren altijd al mensen van de virtus, de tegenstanders van het brute
geweld. Hij is kort en bondig; hij is schitterend om zijn felle alliteratie,
om zijn opbouw: vicit als eerste woord, terwijl het Latijn het werkwoord
op de laatste plaats pleegt te zetten; vicit voorop is daardoor overrom
pelend, een uitbarsting, een juichkreet - in het Nederlands geldt dat ook:
vertaal dus met 'overwonnen heeft de mannelijke moed het brute
geweld'.
Vervolgens virtus als slotwoord: moed, onverschrokkenheid, dapper-
-40- heid, mannenmoed; dat moet naklinken, want dat bezorgde Haarlem de
victorie in de strijd in een ver maar glorieus verleden. En tussen het
woord van victorie en dat van mannenmoed wordt de vis vermorzeld.
Prachtige balans ook van twee lettergrepen vicit, een lettergreep vis,
twee lettergrepen virtus.
Deze prachtige spreuk heeft Haarlem te danken aan een Heidelbergse
humanist uit de vijftiende eeuw en aan een Romeinse redenaar uit de eer
ste eeuw voor Christus. Maar onduidelijk is wie het Haarlemse stadsbe
stuur op de idee gebracht heeft deze spreuk voor Haarlem te gaan gebrui
ken.
Noten
1. Marcus Tullius Cicero, Pro Milone, Rome 52 v. Chr., Caput 11, 30.
2. Willem Jansz. Verwer, Memoriaelbouck. Dagboek van de gebeurtenissen te
Haarlem van 1572-1581. Van aantekeningen, noten en index voorzien door
J.J. Temminck, Haarlem 1973, folio 38,18 februari 1573.
3. Samuel Ampzing, Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem in Holland,
Haarlem 1628, p. 150.
4. Nicolaas van Wassenaer Jzn., Arlemias, Leiden 1605. (uitg. in het Grieks en
het Latijn)
Nicolaas van Wassenaer Jzn., Harlemias. Het beleg der stad Haarlem in een
Grieksch gedicht verhaald, uitgegeven in een tegenwoordig gebruikelijken
griekschen druk door G.C. van Walsem, Leiden 1930.
Haerlem Jaarboek 2005