tiende en achttiende eeuw een positie had weten te bemachtigen temid den van de Haarlemse elite. Deze Jan baron van Styrum (1757-1824) maakte carrière in het stadsbestuur van Haarlem en vervolgens bekleed de hij diverse functies op provinciaal niveau. In 1847, na het overlijden van Johanna Anna van Styrum-van Vollenhoven, kwam haar dochter jkvr. Marie Helene Cornelie van Hees van den Tempel-van Styrum (1805- 1873) in het bestuur van de Zorgdragende Commissie. Het is niet bekend wanneer zij het bestuur heeft verlaten, maar in ieder geval nam halver wege de negentiende eeuw haar schoonzuster jkvr. Albertine van Styrum- Sandberg (1824-1893) het stokje over. Zij zou tot 1892 deel uit maken van het bestuur.21' Op 7 december 1979 trad Elisabeth Cornelia van Styrum-barones Mulert (1896-ca. 1983) uit het bestuur van de Zorgdragende Commissie. Zij had jarenlang in het bestuur gezeten en vanaf 1946 tot eind 1979 ver vulde zij - zoals blijkt uit de notulen - 'op voorbeeldige wijze' de functie van secretaresse. Zij was getrouwd met de kleinzoon van jkvr. Albertine van Styrum-Sandberg: jhr. Floris Willem van Styrum (1882-1940). Na het aftreden van Elisabeth Cornelia van Styrum-barones Mulert in 1979 werd bij acclamatie haar nicht mevr. M.A. Pahud de Mortanges-van Styrum gekozen. Zij bleek om onbekende reden haar benoeming niet te willen aanvaarden. Zo kwam er na bijna 160 jaren een einde aan de rol van de dames Van Styrum in de Zorgdragende Commissie.22» De zes damesbestuursleden werden vanaf de oprichting geassisteerd door een secretaris tevens penningmeester. In 1946 met het aantreden van Elisabeth Cornelia van Styrum-barones Mulert werd de functie secre taris-penningmeester gescheiden. In het vervolg zou één van de dames bestuursleden ook secretaris zijn. Het penningmeesterschap bleef even wel in handen van een man, die niet tot het bestuur behoorde.23» Bronnen van bestaan Naast het saldo uit het belegde vermogen had de Zorgdragende Commis sie nog andere bronnen van inkomsten. In 1828 kreeg de Zorgdragende Commissie koninklijke bescherming van Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van koning Willem I, 'niet zo zeer om daardoor in eenige betrekking tot dat Genootschap te komen of eenig bestuur of bemoeyenis over hetzelve uitteoefenen, maar alleen tot aanmoediging dezer hoogst lofwaardige philantropieke inrigting.'24» Bij komend voordeel was dat de commissie enige tijd een subsidie van 200,00 van het koninklijk huis tegemoet kon zien. Een andere bron van inkomsten was de subsidie van het gemeentebe- Haerlem Jaarboek 2005

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2005 | | pagina 52