1853 door den H. Apostolischen stoel weder hersteld, werd opgedra gen en de kerk der Statie van den H. Joseph voorlopig tot de waar digheid van kathedrale kerk was verheven, zijn wij er aanstonds op bedacht geweest hoe wij, in afwachting dat de tijden het bouwen eener geheel nieuwe kathedraal toelaten zullen, de voormelde kerk van Sint-Joseph althans eenigermate geschikt te maken tot de haar te beurt gevallen bestemming. Wij hebben dan een plan van bijbouwing van een hoog koor en van twee zijkapellen doen opmaken en de kosten doen begroten.' Deze plannen dateerden reeds uit augustus 1855. Het ministerie van rk Eredienst gaf op 22 februari 1856 autorisatie tot de bouw. Deze moet begin 1857 zijn voltooid. Verbouwing Sint-Josephskerk - architect Molkenboer De verbouwing werd uitgevoerd naar ontwerp van de architect Theodorus Molkenboer. Het zou voor de hand gelegen hebben om Dans- dorp met de vergroting van zijn eigen schepping te belasten. Van Vree was echter niet zo gecharmeerd van het werk van Dansdorp; op diens kerkontwerp voor Limmen had hij ernstige kritiek.5' Bovendien kende hij Molkenboer uit de tijd dat hij president was van het Seminarie Warmond, waarvoor Molkenboer in 1843 een nieuwe kapel had ontworpen. Mis schien heeft ook nog meegespeeld dat Dansdorp protestant was. Men kan zich voorstellen dat Van Vree liever een katholieke architect voor zijn kathedraal wilde hebben.6' Het werk van Theodorus Molkenboer (1796-1863) markeert zeer uitge sproken de overgang van neoclassicisme naar neogotiek. Over zijn oplei ding en vroege activiteiten is vrijwel niets bekend. Hij lijkt uit het niets te komen, als hij in de jaren dertig kort na elkaar drie grote kerkbouwop- drachten krijgt voor zijn geboortestad Leiden: de Sint-Petrus (1832), de o.l. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen of Hartebrugkerk (1835) en de o.l. Vrouwe Hemelvaart of Mon Père kerk (1838). Van deze drie kerken bestaat alleen de Hartebrugkerk nog. De eerste twee waren in neoclassi cistische trant opgetrokken, de Mon Père kerk was Molkenboers eerste neogotische werkstuk. Daarmee is de toon voor zijn latere oeuvre gezet. Hij werkte even gemakkelijk in neoclassicistische als in neogotische trant, terwijl hij ook enkele keren in een romaniserende rondboogstijl werkte. Voorbeelden van zijn neoclassicistische werk zijn, behalve de reeds genoemde Leidse kerken, de Sint-Martinus in Westwoud (1851) en de Sint-Willibrordus binnen de Veste (De Duif) te Amsterdam (1857). Van ARJEN LOOYENGA

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2005 | | pagina 63