12. Peter Prins, Barbara Luigies, Paul Morel, De Duif, Amsterdam 2002, p. 14.
Nieuwsbrief Vrienden van Stadsherstel Amsterdam 51.
13. Looyenga, De Utrechtse School in de neogotiek, p. 107-108. Het hoogaltaar
kwam overigens pas in 1887 tot uitvoering.
14. Over deze koorbanken: Herman A. van Duinen, De koorbanken van de
Grote of Onze Lieve Vrouwekerk te Dordrecht, Leiden 1997.
15. Over het koorgestoelte van Maas, zie Erftemeijer, Looyenga, Van Roon,
Getooid als een bruid, p. 179-181. Maas vervaardigde voor de Sint-Joseph het
doopvont met een merkwaardige retabelvormige bovenbouw met een reliëf
van de doop in de Jordaan. In het parochie-archief van de Sint-Joseph (in
_g2_ het Noord-Hollands Archief) was over dit stuk niets te vinden. Maas' auteur
schap bleek uit een foto van dit stuk, voorkomend in een fotoalbum van
diens werk (particulier bezit, Haarlem). In de monografie over de Sint-
Joseph (Looyenga, Van Waterstaat tot kathedraal, p. 90) opperde ik dat het
doopvont een werkstuk zou kunnen zijn van Franjois Stracké, ten onrechte
naar inmiddels is gebleken.
16. Bijvoorbeeld het dubbele pand Koninginnegracht 57-58 in Den Haag. Zie:
H.P.R. Rosenberg, Christiaan Vaillant, Dick Valentijn, Architectuurgids Den
Haag i8oo-ig40, 's-Gravenhage 1988. p. 157.
17. Over deze problematiek zie Erftemeijer, Looyenga, Van Roon, Getooid als
een bruid, p. 3-38. De schrijver van dit artikel bereidt een uitvoeriger studie
over dit thema voor.
Haerlem Jaarboek 2005