gevel een dubbele erker. In de gemetselde borstwering tussen beide erkers
is een boogvormig decoratief element aangebracht, dat in hout is uitge
voerd. Het gevelgedeelte aan de rechterkant wordt beëindigd door een
top die de aanzet vertoont van een trapgevel, maar die tuitvormig beëin
digd wordt. Op de begane grond van dit gedeelte bevindt zich een groot
uitgebouwd raam, dat afgedekt wordt door een in natuursteen uitgevoerd
decoratief element. Op de eerste verdieping treft men twee eenvoudige
rechthoekige vensters aan en in de geveltop een driedelig raam.
In het midden van de gevel bevindt zich het ingangsportiek. Boven de
ingang is een klein gemetseld balkon aangebracht. Met uitzondering van -93-
het raam in de top beschikken alle vensters, inclusief de balkondeuren,
over bovenlichten met een ruitverdeling. Eigenlijk is dit het enige onder
deel van de gevelarchitectuur dat ook valt waar te nemen in veel jugend-
stilpanden. Toch behoort ook dit pand thuis in dit artikel. In de gevel zijn
namelijk op markante plekken een aantal beeldhouwwerken aangebracht
die duidelijk afkomstig zijn uit de art nouveau. Dit is vooral te zien nabij
het balkon boven de voordeur en verder ook in de aanzet en de afdek
king van de topgevel. In het midden van het balkon valt een somber
ogend masker op terwijl links hiervan een sculptuur staat opgesteld dat
aan een uil doet denken. Het beeldhouwwerk in de aanzet van de top
vertoont florale vormen; het opzetstuk in de top heeft een dreigend dier
lijk uiterlijk. In de snavel van dit schepsel bevindt zich een smeedijzeren
hijsconstructie.
Badhuisstraat 35 t/m 53,1905
Architect: W.F. Doeglas
Opdrachtgever: Coöperatieve Bouwvereniging De Tien
In 1905 verzoekt G.J. Veldhoen, president van de Coöperatieve Bouwver
eniging 'De Tien' toestemming tot het bouwen van tien middenstands
woningen in de Badhuisstraat. Het met rode bakstenen opgemetselde
bouwblok is voorzien van een plat dak. Om het lange blok te verlevendi
gen is de ingangspartij van elke woning over de volle hoogte van de gevel
iets naar voren geschoven. De rechthoekige ramen zijn afgesloten met
gemetselde segmentbogen die voorzien zijn van gele sluitstenen. In het
pleisterwerk van de boogtrommels zijn eenvoudige florale figuraties aan
gebracht die kenmerkend zijn voor de Haarlemse jugendstil. De boven
lichten zijn ingevuld met glas in lood.
Enkele voordeuren hebben nog de originele vormgeving met toepas
sing van decoratief smeedwerk.
De architectuur van deze woningen is weliswaar sober, maar de goede
KRIJN HAASNOOT