Een land van melk en honing Witteveen, een streek tussen Westerbork en Hoogeveen, bestond aan het begin van de negentiende eeuw hoofdzakelijk uit een onontgonnen vlak te van ongeveer 600 hectare groot. Het was vrij moerassig veenland. De naam 'Witteveen' was ontleend aan het feit dat het veenland begroeid was met wollegras dat, wanneer het bloeide, het landschap met zijn plui men wit kleurde. Het veen lag voor een deel te diep voor de turfwin- ning.10' -114- De ontginningsmaatschappij 'Het Lantschap Drenthe' had zich in 1922 over dit gebied ontfermd. Hoofddoelstelling van dit bedrijf was om met overheidsgeld werkgelegenheid te scheppen voor de vele duizenden werklozen uit de omgeving en zo mogelijk ook voor een flink aantal stadswerklozen uit het westen van Nederland. In 1925 kocht de maat schappij de grond en maakte een ontwikkelingsplan. Zeventien Drentse gemeenten participeerden in deze maatschappij. Vanwege het hoge per centage werklozen had de gemeente Emmen er het meeste baat bij. De ontginning in Witteveen was uniek, omdat 'in the middle of now here' gelijktijdig een gelijknamig dorp zou moeten worden gebouwd. Dit dorp zou moeten bestaan uit vijftig vrij kleine landarbeiderswoningen, een kleine kerk, een buurthuis, een school en enkele andere kleine voor zieningen. De woningen werden in 1926 en 1927 toegewezen aan vijftig werkloze gezinnen uit Emmen, die op deze manier de kans kregen hun economische positie te verbeteren. De selectie voor de bewoners was vrij streng. Niet alleen moesten ze gehuwd zijn, maar ze moesten ook bereid zijn zich om te laten scholen van veenarbeider tot landbouwer met een kleine veestapel. (In 1927 kre gen alle gezinnen een geit.111 Bovendien moesten ze zich aan de richtlij nen van de ontginningsmaatschappij houden en tijdens de eerste jaren maximaal vijf kostgangers in huis dulden.12' Financieel was dit laatste ook wel noodzakelijk, want de toegewezen grond, een halve tot één hectare die vaak nog niet of ten dele ontgonnen was, bracht in de beginjaren veel te weinig op. Dus een inkomen van zeven gulden per kostganger per week kon aardig helpen.13' De verhuizing van inwoners van Emmen naar Witteveen geschiedde op vrijwillige basis. Zo werd bijvoorbeeld eind december 1926 nog eens duidelijk gesteld dat degenen die geweigerd had den naar Witteveen te verhuizen niet uitgesloten zouden worden van werkverschaffing. De toenmalige minister van Landbouw J.B. Kan schreef over dit pro ject in optimistische bewoordingen: Haerlem Jaarboek 2006

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2006 | | pagina 116