de aanvoer van al deze extra werkkrachten plannen. Want in de jaren 1928 en 1929 kwamen de werklozen niet alleen uit Emmen, Assen, Steenwijk, Coevorden of andere plaatsen in de omgeving, maar ook uit de steden Dordrecht, Schiedam, Gouda, Den Haag, Rotterdam, Amster dam, Utrecht en Haarlem.16» Verder zijn er in die tijd tientallen Zuider zeevissers en arbeiders uit het Hollands-Duitse grensgebied in de ontgin ning aan het werk geweest. Naar Witteveen Ofschoon de Haarlemmers bij het project in Drenthe getalsmatig een rol van ondergeschikte betekenis hebben gespeeld - er hebben er nooit meer dan twintig tegelijk op de ontginning gewerkt - in Haarlem zelf zijn ze in het voorjaar van 1929 twee maanden lang uitgebreid in het nieuws geweest en hebben de gemoederen van de Haarlemse gemeenteraad flink beziggehouden. Het begon met de raadsvergadering van 27 februari 1929, toen het voor stel van het college van Burgemeester en Wethouders aan de orde kwam om werklozen bij het Drentse ontginningsproject in te zetten. Het aantal werklozen was eind februari 1929 al opgelopen tot zo'n 2.400, dus er moest iets gebeuren. Enthousiast kwam het college met de boodschap dat maximaal 25 gehuwde werklozen uit de gemeente bij dit project konden worden geplaatst. Ze zouden op een maandag 'per eerste gelegenheid' afreizen en dan gedurende de daarop volgende twaalf dagen in totaal 100 uur wer ken. Vervolgens zouden ze op een vrijdag in de loop van de middag weer terug mogen om hun gezin in Haarlem op te zoeken. Reiskosten zouden voor rekening van de gemeente Haarlem komen. Ze zouden bij landar beiders ter plaatse in de kost komen, wat ongeveer 7 gulden per week zou kosten. Een arbeider 'die flink werkt' zou 27 gulden per week kunnen ver dienen, waarvan na aftrek van 'eenig zakgeld' zo'n 18 a 19 gulden voor het gezin zou overblijven. Als door slecht weer niet of weinig gewerkt kon worden kreeg men een garantie van 18 gulden.17» Er volgde een levendig debat. Tegen verklaarde zich op de eerste plaats natuurlijk het communistische gemeenteraadslid L. Peper. Zoals gewoonlijk stond hij op bres voor de arbeiders. Hij vond dat de extra offers die de arbeiders moesten brengen niet in verhouding stonden met de honorering. Hij betitelde de maatregel dan ook als slechts 'een hulp middel om de werklozen te verstrooien'. De al genoemde George Over steegen van de Anti Stemdwang Partij, die in die tijd in de Haarlemse gemeentepolitiek een kleurrijke rol speelde en een aanhanger was van Haerlem Jaarboek 2006

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2006 | | pagina 118