dat de vertegenwoordigers van de arbeiders de plicht hadden om
ervoor te zorgen dat het klompenproletariaat hen niet in de rug kon
den aanvallen en dat met gedemoraliseerde arbeiders geen maat
schappij kon worden opgericht.'18'
Het voorstel werd aangenomen met 22 tegen 16 stemmen. Een krappe
meerderheid dus. Om met eigen ogen te zien hoe de werkomstandighe
den waren, besloot het college om op 1 april met de gemeentesecretaris
een bezoek aan Witteveen te brengen. Bij terugkomst bleek dat de heren
-118- dik tevreden waren over hetgeen ze daar hadden gezien en gehoord.
Volgens de schrijvende pers konden ze ook moeilijk anders, nadat ze met
zoveel overtuiging hun plan hadden verdedigd. 'Als mosterd na de maal
tijd,' schamperde de oppositie, want was het niet logischer geweest als de
bestuurders de plaats hadden bezocht, voordat ze het voorstel in de raad
hadden gebracht?
Een onafzienbare vlakte
Begin april waren de eerste tien werklozen voor uitzending geselecteerd
en op de hoogte gebracht van hetgeen men van hen verwachtte. In grote
lijnen kwam het erop neer dat er greppels voor de afwatering moesten
worden gegraven en nog niet ontgonnen heidevelden moesten worden
omgespit en gereed gemaakt tot landbouwgrond. Verder zouden ze hand
en spandiensten moeten verrichten. Het daarvoor benodigde gereed
schap zou ter plekke worden uitgereikt. Startdatum zou de tweede week
van april zijn. Eerder kon niet, want de winter van 1928-1929 was een
lange geweest en de vorst was eind maart nog lang niet overal uit de
grond.
Vorst in de grond of niet, de eerste groepen werklozen uit de steden
kwamen op maandag, 8 april 1929 in Witteveen aan. Hieronder bevonden
zich ook de eerste tien Haarlemse werklozen. Het waren in alfabetische
volgorde de smidsknecht M. Hartgens, de metaalslijper W.B. Hunting uit
de Klaverstraat, de los werkman J.B. Jansen uit de Rollandstraat, de
grondarbeider Th. Katerberg uit de Tulpenstraat, de koopman J.J. de
Kuster uit de Hagestraat, de grondwerker J.W. Podt van de Burgwal, de
timmerman of pakhuisknecht H. Roeland, de los werkman G. Terol van
het Groot Heiligland, de zandschipper M. van Veggel van de Harmen-
jansweg en J. Wenning uit de Laurierstraat (Bomenbuurt).19' Katerberg,
zo bleek later, werd de spreekbuis van de groep.
Geen van hen vond het leuk vrouw en kinderen achter te moeten
laten. Maar ze hadden genoeg van het dagelijkse stempelen, het doorlo-
Haerlem Jaarboek 2006