pend zoeken naar niet bestaand werk, het nagewezen worden als profi
teur en het dagen lang thuis niets doen, waarbij ze maar al te vaak moe
der de vrouw in de weg liepen. Om nog maar niet te spreken over 'de
gevoelde schaamte en het ontbreken van perspectief.' Dus waren ze
betrekkelijk goedgemutst op pad gegaan, als we het verslag in de krant
mogen geloven.
Een journalist van de Oprechte Haarlemsche Courant ging namelijk
met de groep mee naar het zanderige Drenthe. Met enige scepsis, want
hij vond dat werkverschaffing in wezen een ongezonde toestand was en
achtte het op zijn best een noodzakelijk kwaad. Maar hij was realistisch
genoeg om in te zien dat men in die omstandigheden geen hemelbestor
mende idealen moest koesteren en moest beseffen dat in de Drentse
venen geen paleizen konden worden gebouwd.
Op de bewuste maandagmorgen vertrok de groep per trein van Haar
lem naar Hoogeveen. Ze hadden met elkaar afgesproken bij het station
en werden uitgezwaaid door vrouw en kinderen. De meereizende jour
nalist schreef over de reis:
Zoo waren den Maandagmorgen de tien werkloozen aan het station
te Haarlem bijeen. In den mistigen morgen hadden ze afscheid geno
men van vrouw en kinderen en gepakt en gezakt gingen ze, zonder
geleide, naar Hoogeveen. De treinreis was als iedere andere treinreis.
Aanvankelijk waren ze wat triestig gestemd, maar langzamerhand
kwam de zon door en gebeurde het ook dat ze gingen beseffen dat ze
het niet slechter tegemoet gingen dan ze gehad hadden. In
Hoogeveen wachtte een autobus, welke de Haarlemmers 'een brik'
noemden en daarmede reden ze de horizon tegemoet. Want schier
eindeloos strekte zich de heide uit aan beide zijden van de weg. Na
ruim een uur rijden duiken in de verte nieuwe huisjes op en de
chauffeur kondigde eenigszins schamper aan: het Witteveen! Het
bord van de k.n.w.b. en k.n.a.c. bevestigde de mededeling -
Witteveen. Men stelle zich voor, een onafzienbare vlakte. Een smalle
weg loopt er door. Daarlangs zijn jonge eikenbomen geplant, een
paar vingers dik. Op 300 M. van elkaar ongeveer, staan de huisjes,
verdiepingloos, maar toch vriendelijk en net. Er staan er vijftig in
totaal.'20*
De tien Haarlemmers werden over twee huizen verdeeld. Het waren de
woningen nummers 10 en 12. De accommodatie in de huizen was beperkt.
De Haarlemmers kregen met z'n vijven één kamer van drie bij vijf meter,
waarin stapelbedden stonden rond een vurenhouten tafel, waarboven een
MARCEL BULTE