We hadden zo graag een sigaartje
Om de grond wat vruchtbaarder te maken meerden dagelijks schepen af
met een lading straatvuil uit de grote steden. 'Meststof dat onmisbaar was
voor de nieuwe gronden', zoals dat heette. Dit werd met de hand over het
land verspreid. Om het leven van de Haarlemmers wat op te vrolijken,
had de directie van de Oprechte Haarlemsche Courant wat lectuur ter
beschikking gesteld, waarop prompt een dankbrief volgde.21» Namens de
tien veenarbeiders schreef Th. Katerburg:
Witteveen, 14 april 1929.
Mijnheer de Redacteur!
Hartelijk dank voor de gave, bestaande in lectuur voor de
Haarlemsche veenarbeiders. Wij hopen dan ook er 's Avonds na
werktijd ruimschoots gebruik van te zullen maken.
Weet u wat er nu nog aan te kort schiet (en dit is niet dat wij niet
tevreden zijn) maar o zoo graag hadden wij een kleine versnapering
na werktijd, bestaande uit een sigaar. Bier, drank, lekkernij behoeft
niet, maar een sigaar na werktijd onder het lezen van de boeken ver
zet de zinnen en geeft moed.
Vanmiddag zijn wij allen als gezworen kameraden naar Orvelte, het
dichtstbij liggend dorp, geweest. Hebben een Drentsche boerderij van
buiten en ook van binnen gezien, het vee bewonderd en eenige gege
vens opgedaan aangaande den Drentschen landbouw, 's Middags
hadden wij eerst heerlijk gegeten. Na het eten hebben wij een wan
deling gemaakt van één uur, zoodat wij dorst hadden. Graag hadden
wij een potje bier gehad, doch de een had een kwartje, den ander
no8 55 ct. Van den gulden zakgeld en daar moest nog tabak en sche
ren af, zoodat wij al min of meer mopperende weer naar 't land trok
ken "dat met kranten dicht gespijkerd is".
Is er in Nederland een oord, dat stil, eentonig, vervelend, ellendig en
van alles beroofd is, dan is dit het wereldberoemde Witteveen!
Wat het werk betreft, het is zwaar, ellendig zwaar en moeilijk voor
een gewoon arbeider en voor een grondwerker, een heksentoer om
de heide te keeren, zooals de voorschriften voor het werk luiden.
Onze grieven zijn niet veel, maar die wij hebben zijn op waarheid
berustend en als medemenschen in de maatschappij meenen wij dan
—122—
Haerlem Jaarboek 2006