werd uit zijn bed gehaald. Ze vroegen hem waar hij die avond geweest was, het antwoord luidde: 'een tippel gemaakt.' Dan vraagt de recher cheur naar z'n tramabonnement, want hij is toch in Amsterdam op school. Jan zal 't uit z'n windjack halen, doch 't is weg. Hij moet zich aan kleden en verlaat met de rechercheurs de ouderlijke woning. Verbijsterd vroeg zijn zus zich af: 'Jan, jongen, wat zit er toch achter je zwijgzame mond? Wat is er toch gebeurd?'16' In de woning van Van der Reep confronteerde hoofdinspecteur Woud hem met het lichaam van het slachtoffer en met de op de plaats van het delict aangetroffen bewijsmiddelen. Na enig tegenstribbelen, zag Jan de -135- hopeloosheid daarvan in en bekende hij dat hij degene was die de mes steken had toegebracht. Jan werd gearresteerd en afgevoerd naar het bureau van politie. Daar legde hij de verklaring af die in het voorafgaan de al is samengevat. Nadrukkelijk vertelde hij dat hij niet met het voor opgezette doel naar de woning van Van der Reep te zijn gegaan om diens vrouw te vermoorden, en dat hij niet wist dat mevrouw Van der Reep van Duitse afkomst was. 'Wanneer ik had geweten, dat Van der Reep niet thuis was, dan was ik er niet heengegaan. Ik heb thans veel spijt van het gebeurde', besloot hij zijn verklaring.17' Midden in de nacht was wijkagent Van der Zande langs gegaan bij de familie Kievit. Vader Kievit moest even op straat komen en daar kreeg hij te horen van welk feit zijn zoon verdacht werd. 'Vader is tien jaar ouder geworden wanneer hij weer in de kamer terugkomt, als verslagen zitten we te kijken.'18' Op 30 november werd de zaak door de Haarlemse poli tie aan rechter-commissaris C.E. Muller voorgelegd. De Nederlandse jus titie zou deze tragedie verder gaan afhandelen. De dader was gearresteerd en had een bekentenis afgelegd, wat kon men nog meer verlangen? Dat was echter buiten de Haarlemse nsb gerekend en al helemaal buiten de zwager van de vermoorde vrouw, Adrianus (Arie) Gerardus Anthonius van der Reep. De NSB Arie van der Reep was ook NSB'er en een aanzienlijk fanatiekere dan zijn broer. Arie was al in 1938 toegetreden tot de beweging en heeft geduren de de bezettingsjaren voortdurend blijk gegeven van een sterke Duitsge zindheid. Op 17 augustus 1943 schreef hij aan een Duitse luitenant, met wie hij bevriend was geraakt, over zijn unantastbares Vertrauen in unsere Führer und sein machtige Legrs (sic!) en ondertekende die met 'heil hitler'. En nog in maart 1945 gaf hij, in een brief aan een kame- raadske te kennen dat 'eenmaal de verschrikkelijke strijd' gewonnen zou JAAP VOGEL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2006 | | pagina 137