Wat uiteraard wél bij elke post staat vermeld, is het verschuldigde
huurbedrag. Wij zullen ons concentreren op de vraag wat uit dat getal-
lenmateriaal valt te leren. Dat doen we eerst apart voor het buurtje langs
het Spaarne, dan voor alle percelen aan de noordkant van de Beek.
Het Spaarnebuurtje
Het lijkt erop dat de collecteur heeft aangeklopt bij percelen gelegen tus
sen de Beek (Damstraat) en de Korte Veerstraat. Hij kwam namelijk tot
aan een 'hofstede bi der groter brucghe'. Daarmee kan slechts de brug -15-
zijn bedoeld die toen al over het Spaarne lag op de plek van de tegen
woordige Melkbrug.15' Hij was vermoedelijk langs de Lange Veerstraat
van het Zand (de Grote Markt) komen lopen.
Na de hofstede bij de grote brug noteerde hij een aantal huurplichti-
gen met namen die erop wijzen dat ze hun brood verdienden met
ambacht en nering: 'Ysebrant die maersman' (koopman), 'Claes die gru-
ter' (leverancier van de gruit16', 'Willem baerdemaker' (barbier, heelmees
ter), 'Jan die crudenaer' (handelaar in kruiderijen, drogist). Tussen hen
woonde ook een zekere 'Spaerneman'. Dat alles suggereert dat de collec
teur langs de Spaarnekade weer terugliep naar het noorden, want het
buurtje langs het Spaarne tussen de Korte Veerstraat en de Beek werd
vermoedelijk vooral door ambachtslieden en neringdoenden bewoond.17'
Het eerste wat opvalt aan de huurbedragen in het buurtje tussen Beek
en Korte Veerstraat, is dat ze verhoudingsgewijs hoog waren. Het gemid
delde bedrag was ruim 4 schellingen, wat meer dan driemaal zo hoog was
als de gemiddelde huur van 15 penningen in het gebied ten noorden van
de Beek. (Er gingen 12 penningen in een schelling.) De reden voor het
verschil in huurniveau is ongetwijfeld te zoeken in het feit dat de erven
langs het Spaarne om een andere reden huurplichtig waren aan de graaf
dan de percelen ten noorden van de Beek. De strook land tussen Lange
Veerstraat en Spaarnekade had nooit tot de hof van Haarlem behoord,
maar was het resultaat van aanwas en aanplempen in het oevergebied
van het Spaarne. Volgens het 'stroomregaal' had de landsheer recht op
alle voordelen en inkomsten verbonden aan grote wateren, waaronder
landaanwas. De graven hadden hun nieuwe land langs het Spaarne ver
kaveld en feitelijk van de hand gedaan, zij het dat zij het recht behielden
om jaarlijks een kleine huur te innen, net zoals dat eerder was gebeurd
met het oude land van de hof van Haarlem. De latere uitgifte van de gron
den langs het Spaarne was er debet aan dat het huurniveau in het
Spaarnebuurtje hoger lag dan op de voormalige hofgronden ten noorden
van de Beek.
BERT KOENE