van 3 schellingen en 8 penningen naast een perceel dat een huur van 8
schellingen en 4 penningen deed. Samen maakt dat precies 12 schellingen.
De gemiddelde waarde van de in schellingen uitgedrukte huren was 4V2
schelling, wat niet veel afwijkt van de schellingbedragen aan de westkant
van het Spaarne. Dat duidt erop dat de uitgifte van de betreffende kavels,
aan beide kanten van de rivier, in ongeveer hetzelfde tijdvak heeft plaats
gevonden.
In de 19 gevallen waarin huren aan de oostkant van het Spaarne in
penningen werden genoteerd, verraden de bedragen dat men ook in die
gevallen oorspronkelijk in schellingen had gedacht. Deze huren werden -17-
in penningen uitgedrukt omdat het slechts om luttele bedragen ging, maar
het waren simpele fracties of veelvouden van schellingen, geen mooie
ronde bedragen in penningen. In deze categorie kwam het bedrag van 18
penningen (1V2 schelling) het meest voor, gevolgd door 12 penningen (1
schelling). Kortom, op de oostoever van het Spaarne dateerden alle huren
uit het 'schellingtijdperk', anders dan op de westoever, waar we tussen de
huurbedragen van hele schellingen ook enkele ronde bedragen uit het
eerdere 'penningtijdperk' aantroffen.
De verkaveling van het hofland ten noorden van de Beek
Ten noorden van de Beek was voor ongeveer 115 percelen hofstedehuur
verschuldigd aan de graaf. (Volkomen exact is dat niet aan te geven,
omdat we niet precies weten waar op de lijst van huren de grens lag met
de Spaarnebuurt.) Hoeveel woningen daarbij waren en hoe vaak het een
ledig erf of akkerland betrof, is niet na te gaan, aangezien het onroerend
goed in de meeste gevallen niet nader werd omschreven. Het aantal
woningen op de lijst lag in ieder geval beneden de honderd, want onder
de 115 posten waren er 18 die expliciet werden aangeduid als akker, land
of erf.
Dat wil echter niet zeggen dat er ten noorden van de Beek minder dan
honderd huizen stonden. Over lang niet elk perceel was men in die tijd
nog hofstedehuur aan de graaf verschuldigd. De graven hadden zo nu en
dan rechten op hofstedehuur weggeschonken of in leen gegeven. Voor
zover de beleningen met Haarlemse hofstedehuren nog in de grafelijke
leenregisters zijn terug te vinden,20» ging het in totaal om een bedrag van
4 ponden, 19 schellingen en 4 penningen. Dat is 44 procent van de huur-
som van 11 ponden, 4 schellingen en 4 penningen in de rentmeesterreke
ning van Heynric den Rode. Er zullen bovendien nog wel beleningen zijn
geweest waar we niet van weten. Ruwweg kunnen we schatten dat de
erven waarvan de huur in leen was gegeven, samen ongeveer half zoveel
BERT KOENE