Verder waren er nog percelen van allerlei afwijkende breedten.
Daaronder moeten de gevallen zijn waar een strook land overbleef aan
het einde van een verkavelingsblok of vanwege andere geografische toe
valligheden. Sommige van de vreemde huurbedragen kunnen ook het
resultaat zijn van latere opdeling van erven.
De cruciale vraag is natuurlijk: hoe breed waren de standaardkavels
waarvoor men 10 penningen hofstedehuur moest betalen? Met ander
woorden: welke eenheid van verkaveling had men aangehouden toen de
hof van Haarlem werd opgebroken?
Het antwoord zou eenvoudig te vinden zijn als de lijst van hofstede- -19-
huren minstens één perceel bevatte waarvan we de breedte kunnen
opmeten. Gezien de overlevering dat de Hoofdwacht, de zetel van de
Vereniging Haerlem op de hoek van Grote Markt en Smedestraat, als
stadhuis van Haarlem zou hebben gediend voordat in 1370 de Gravenzaal
van het huidige stadhuis werd gebouwd, ligt het voor de hand om te pro
beren of we tot een zinnig resultaat komen als we de Hoofdwacht gelijk
stellen aan het enige object op de lijst waarvoor de stedelijke overheid de
hofstedehuur betaalde.
Dat was een pand dat werd omschreven als de 'halle'. Qua ligging lijkt
identificatie met de Hoofdwacht inderdaad niet onmogelijk, want op de
lijst van Heynric de Rode staat drie posities eerder een perceel op de
'Croft' (Krocht en Nieuwe Groenmarkt) en negen posities later een hof
stede die aan de Jansstraat lag.23' Daartussen moet de collecteur over de
Grote Markt of door de Smedestraat zijn gekomen.
De halle deed 20 penningen huur. Het bouwsel besloeg dus een kavel
van dubbele breedte. De voorgevel van de Hoofdwacht is 9,8 meter breed.
Uit de aanname Hoofdwacht is halle volgt dus dat de standaardbreedte
van verkaveling V2 x 9,8 4,9 meter zou bedragen. Om te beoordelen of
dit een geloofwaardige uitkomst is, moeten we eerst omrekenen naar de
eenheid van lengte die men in de middeleeuwen gebruikte. Dat was de
roede. Bij het omrekenen is het oppassen geblazen, want in verschillen
de tijden en op verschillende plaatsen werden uiteenlopende roedematen
gehanteerd. In de zeventiende eeuw gebruikte Haarlem de Rijnlandse
roede van 3,77 meter, maar de landmeter Jan Pieterszoon Dou wist in zijn
Tractaet van de roeden ende landt-maten (Leiden 1629) te vermelden dat
de Haarlemmers in oudere tijden een eigen roede van 3,91 meter hadden
gehanteerd. Uitgedrukt in die oude Haarlemmer maat zou de standaard
breedte 4,9 3,91 1V4 roede bedragen. Dit is géén geloofwaardig resul
taat, want het is niet aan te nemen dat men zo'n vreemd getal als basis
van de verkaveling zou hebben gekozen.24'
Het is duidelijk dat we de halle niet met de Hoofdwacht mogen iden-
BERT KOENE