mm tificeren. Dat is op zichzelf een interessant resultaat, maar met het bepa len van de eenheid van verkaveling zijn we nog niet opgeschoten. Wat nu? Uit onderzoek in enkele andere steden is op te maken dat een huurgrondslag van 5 tot 10 penningen per roede typisch was voor uitgif ten rond het midden van de dertiende eeuw.25> Tegen het einde van die eeuw was het niveau van uitgifte al gestegen tot minstens een schelling per roede, soms zelfs aanmerkelijk meer. De verkaveling van de hof van Haarlem moet kort voor 1245 hebben plaatsgehad, zodat we een huurni veau van 5 a 10 penningen per roede mogen verwachten. Gegeven dat de -20- Haarlemse standaardkavels een huur van 10 penningen deden, en aanne mend dat die kavels een geheel aantal roeden breed waren, laat dat twee mogelijkheden open: een huurgrondslag van 5 penningen per roede en een standaardbreedte van verkaveling van 2 roeden, of huren van 10 pen ningen per roede en standaardkavels van 1 roede. Het juiste antwoord is uiteindelijk gevonden door gemiddelden van huren en perceelbreedten te bepalen, in plaats van individuele percelen te beschouwen. Voor de schatting van de gemiddelde perceelbreedte heb ik gebruik gemaakt van de oudste stadsplattegronden waarop de bebou wing huis voor huis met een pretentie van realisme is weergegeven: de kaarten van Thomas Thomaszoon uit 1578, van Pieter Wils uit 1646 en van Romeyn de Hooghe uit 1688. Thomas Thomaszoon geldt als de meest betrouwbare van dit drietal, maar zelfs van hem is niet blindelings aan te nemen dat hij de percelering volkomen waarheidsgetrouw heeft weergegeven. Wél is aannemelijk dat het aantal huisjes langs een stuk straat op elk van de kaarten zo ongeveer met de werkelijkheid overeenkwam, want het zou snel opvallen als een cartograaf er wat dat betreft helemaal naast zat (Wie zo'n kaart onder ogen kreeg, zal op zoek naar zijn eigen huis als vanzelf dakjes zijn gaan tellen vanaf een straathoek). Op elke kaart heb ik ten noorden van de Beek langs vele stukken straat geteld hoeveel huisjes er tussen opeenvolgende straathoeken of andere markeringspunten getekend stonden. Door de straatlengtes van een moderne kaart af te lezen, verkreeg ik daaruit vele schattingen van de gemiddelde perceelsbreedte. Door tenslotte van al die schattingen het gemiddelde te nemen, kwam ik tot het eindresultaat dat percelen ten noorden van de Beek gemiddeld 1,5 Haarlemmer roede breed waren. De gemiddelde hofstedehuur bedroeg daar 15,2 penningen, zodat we precies uitkomen op een grondslag van 10 penningen per roede. Men zou nog kunnen tegenwerpen dat de gebruikte kaarten van enke le eeuwen na de opdeling van de hof van Haarlem dateren. In die tijd zou er veel veranderd kunnen zijn. Het ging er echter niet om de gemiddelde Haerlem Jaarboek 2006

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2006 | | pagina 22