perceelsbreedte met grote precisie te bepalen. Doel van de hele exercitie was slechts om tussen twee mogelijkheden te onderscheiden die een volle factor twee van elkaar verschillen; de vraag was of de basismaat van ver kaveling 1 of 2 roeden was. In deze context is de gebruikte methode zon der meer betrouwbaar. Het is immers uiterst onwaarschijnlijk dat langs alle straten van het beschouwde deel van Haarlem de gemiddelde breed te van een erf door deling zou zijn gehalveerd of door samenvoeging ver dubbeld. Wél was het nogal onverwacht dat het spel met gemiddelden, gebruik makend van zeventiende-eeuwse stadskaarten, niet slechts ruwweg maar precies tot het antwoord leidde dat de hof van Haarlem in kavelstroken van 1 roede breed was verdeeld. Dat impliceert dat de wijze waarop het betreffende deel van Haarlem in erven was verdeeld, in vier eeuwen tijd weinig was veranderd. Ook in recentere tijden bleef de percelering in hoge mate onaangetast: op de kaart die landmeter F. Nautz in 1822 samenstelde ten behoeve van de invoering van het kadaster, vindt men in Haarlem benoorden de Beek nog steeds een gemiddelde kavelbreedte van 1,5 Haarlemmer roede (circa 5,9 meter). We kunnen zelfs nog een stap verder gaan. Veel erven in het centrum van de stad hebben nog steeds de afmetingen die Nautz opmat, zodat we mogen beweren dat de gevelrijen in de straten aan de noord kant van de Beek nog steeds zichtbaar maken hoe de hof van Haarlem omstreeks 1245 werd verkaveld! Nu we weten dat het tarief van de hofstedehuur 10 penningen per roede bedroeg, is het instructief om nog even terug te komen op de kwes tie van Hoofdwacht en 'halle'. De halle deed een huur van 20 penningen Afb. 3. Detail uit de kaarten van Pieter Wils (links) en Romeyn de Hooghe (rechts): rondom de Krocht. BERT KOENE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2006 | | pagina 23