verdwenen. Geestelijke instellingen en bevoorrechte particulieren (hof-
dignitarissen, edelen uit de omgeving) waren bij de opdeling van de hof
wellicht verblijd met gronden die van den beginne vrij waren van hofste-
dehuur.
Ook aan de overkant van het Spaarne is het mogelijk te schatten welk
deel van het totale bestand van percelen huurplichtig was aan de graaf.
De huursom 'bi Haerlem over die Spaerne' beliep in 1343-1344 het bedrag
van 306 schellingen. Alle huren stamden hier uit het 'schellingtijdperk'.
Aannemend dat hier net zoals op Bakenes de grondslag van 4 schellin
gen per roede gold, vinden we dat de huurplichtige percelen in totaal 76V2
Haarlemse roeden 300 meter straatlengte besloegen.
De Antoniestraat en de Spaarnwouderstraat (meegerekend tot de
doorsnijding met de Burgwal) fungeerden nog als dijken. Er waren dus
slechts erven aan de binnendijkse kant. Tellen we de Hagestraat met
erven lang beide straatzijden daarbij op, en nemen we de Burgwal mee
met erven aan één kant, dan geeft dat ongeveer 1100 strekkende meters
aan erven. Daarvan was in 1343-1344 nog 300 1100 27bezwaard met
grafelijke huren, vrijwel gelijk aan het getal van V3 ten noorden van de
Beek.
Slotopmerkingen
We hebben vastgesteld dat er in feite twee soorten van huren voorkwa
men op de lijst van Haarlemse hofstedehuren. De ene groep van huur
betalingen betrof percelen langs het Spaarne, net ten zuiden van de Beek.
Deze huren vonden hun oorsprong in het feit dat de betreffende percelen
in het oude oevergebied van het Spaarne lagen. Met de grafelijke hof van
Haarlem hadden zij niets van doen. De echte hofstedehuren, verschul
digd over percelen die ooit binnen de hof hadden gelegen, vond men
slechts ten noorden van de Beek.
Daar, aan de noordkant van de Beek, hadden vermoedelijk de akkers
gelegen die direct onder de herenhoeve vielen, in plaats van onder een
horige pachthoeve. Het feit dat alleen dit deel van de hof door de grafe
lijkheid in kleine kavels aan particulieren werd uitgegeven, bewijst op
zich al dat dit stukje Haarlem een bijzondere status had. Met de pacht
hoeven ging het na de opheffing van de hof namelijk heel anders. Die
schonk de graaf, in hun geheel of voor het grootste deel van hun opper
vlak, aan geestelijke of wereldlijke instanties, of hij beleende een hoge
edelman ermee.28'
Het is begrijpelijk dat de pachthoeven vrijwel onverdeeld in andere
handen konden overgaan. De betrokkenheid van de grafelijkheid bij de
Haerlem Jaarboek 2006