buten muren, beide over die bregghe en te Ruttsevoert, te Scotenwaert ende
in den Houte buter grafte'. Hij ging dus de windstreken langs, en het kan
niet anders of de 'bregghe' voerde naar het oosten, over het Spaarne.
16. De gruit of gruut was een kruidenmengsel waarmee smaak werd gegeven aan
het bier. Later ging men over op hop.
17. B.M.J. Speet, 'De stedenbouwkundige ontwikkeling van Haarlem', p. 9, in:
Historische plattegronden van Nederlandse stedendeel 6: Haarlem, Alphen
a/d Rijn 1993); J.W.Marsilje, 'De geografische, institutionele en politieke ont
wikkelingen', p. 22, in: Deugd boven geweld. Een geschiedenis van Haarlem,
1245-1995, Hilversum 1995.
_28- Het is niet precies te zeggen waar op de lijst van hofstedehuren het
Spaarnebuurtje eindigt. Voor het gemak neem ik de eerste staat (18 posten)
in zijn geheel. Die omvat in ieder geval de posten die typisch zijn voor het
buurtje, maar de laatste twee posten van deze staat zouden net zo goed al
ten noorden van de Beek kunnen liggen.
19. Hamaker, De rekeningen der grafelijkheid van Holland p. 236-238.
20. J.C. Kort, 'Repertorium op de grafelijke lenen in Kennemerland', Ons
Voorgeslacht 44 (1989), p. 58-94, lenen nrs. 90, 91 en 92.
21 G.P. Alders et al., Het ontstaan van Beverwijk als stedelijke nederzetting,
Hilversum 1998.
22. Bijlage 4 in Alders et al., Het ontstaan van Beverwijk als stedelijke nederzet
ting.
23. Dit was Pynions hofstede. De naam verraadt de ligging aan de Jansstraat. In
1317 had de graaf een deel van de huurinkomsten uit elf hofsteden aan de
Jansstraat, waaronder 'de hofstede van IJsbrand Pynion', als leengoed uitge
geven (Kort, 'Repertorium op de grafelijke lenen in Kennemerland', leen nr.
92).
24. Ook in Rijnlandse maat leidt de aanname Hoofdwacht is halle tot een onge
loofwaardige uitkomst. In die maat zou de eenheid van verkaveling 1,3 roede
zijn geweest. Verder is op te merken dat het perceel van de Hoofdwacht mis
schien ooit wat breder was dan de huidige voorgevel. In 1626 werd een open
strookje grond tussen de Hoofdwacht en het aangrenzende huis De Croon
namelijk zodanig verdeeld dat die strook aan de voorkant van de huizen in
zijn geheel bij De Croon werd getrokken en aan de achterkant bij de
Hoofdwacht (Zie Brinkmann aan de Grote Markt; 4000 jaar geschiedenis
hartje Haarlem, Haarlem 1982, p. 28). Als het vóór 1626 zo was dat een deel
van het reepje grond ook aan de voorkant bij de Hoofdwacht hoorde, dan
was de oorspronkelijke perceelbreedte een ietsje meer dan 9,8 meter. De
identificatie Hoofdwacht is halle zou dan een eenheid van verkaveling ople
veren die wat groter is dan r/4 roede, maar nog steeds een vreemd getal.
25. J.C. Visser, 'Het Delftse stadsplan', in: R. Meischke et al. (red.), Delftse stu
diën, Assen 1967, p. 1-19; J.C. Visser, 'Gouda. De wording van een polderstad',
Historisch-Geografisch Tijdschrift 12 (1994), p. 37-52; Kort, 'De grafelijke hof-
stedehuur in Haarlem', p. 168-169; Alders et al., Het ontstaan van Beverwijk
als stedelijke nederzetting, p. 25.
Haerlem Jaarboek 2006