platteland te duur was, kon men daar volstaan met een penning met daarop het gemeente- en Rijkswapen, hangend aan een oranje lint. De penning hoefde zelfs niet van zilver te zijn. Toen minister Thorbecke in 1851 een gemeentewet voor alle ge meenten ontwierp deed zich ook de vraag voor hoe de onderschei dingstekenen voor de burgemeester er vanaf dat moment moesten uitzien. Moest het misschien een sjerp worden, zoals in België en Frankrijk of was een lint of keten met penning passender? Thor becke vond dat laatste eenvoudiger en achtbaarder dan een sjerp en ook beter bij Nederland passen. Men was er bovendien in een aantal gemeenten al aan gewend. Het werd dus een lint of een zil veren ketting, al naar gelang de financiële positie van de gemeente. Het was overigens nog wel de vraag wie de keten moest betalen, de gemeente of de burgemeester. Thorbecke vond dat de aanschaf voor rekening van de gemeente moest komen, maar een verplich ting daartoe bestond niet. In verreweg de meeste gevallen zorgde de gemeente voor een ambtsketen, danwel voor een oranje lint met penning. Soms liet een burgemeester er een maken, die dan later aan de gemeente geschonken werd. J.R. Thorbecke (1798- 1872), ontwerper van de gemeentewet. JAAP POP en WIM GROENHART IOI

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2007 | | pagina 103