Het ontstaan van de Nederlandse uitgave, 1937-1946
De eerste openbare vermelding dat Krelage met het boek bezig was,
komt uit een kort verslag van de vergadering van 22 juli 1938 van
het Centraal Bloembollen Comité (cbc, een samenwerkingsver
band van een aantal organisaties in de bloembollensector). Het cbc
verdeelde het geld dat het bollenvak jaarlijks opbracht via een are
aalheffing over onpersoonlijke reclame en wetenschappelijk onder
zoek. In het kader van de onpersoonlijke reclame droeg het cbc
'gaarne' bij aan de kosten van'uitgave van een door den heer E.H.
Krelage te schrijven boekwerk over de geschiedenis van den bloem
bollenhandel'.6'
Nadat Jacob Krelage, de vader van Ernst Heinrich, eind 1900 na
40 jaar aftrad als voorzitter van de avb wilde hij, naast de vele arti
kelen die hij had gepubliceerd, een boek gaan schrijven over de
economische en botanische geschiedenis van de bloembollenhan-
del. Jacob Krelage was daar meermalen uit binnen- en buitenland
om gevraagd, ook al vanwege zijn beroemde bibliotheek op dit
gebied.7' Zijn dood, eind 1901, maakte een eind aan dat voornemen.
Zijn zoon voelde het toen als een 'zedelijken' plicht om dat boek te
schrijven,
'omdat hij enerzijds nog de beschikking heeft over vele waarde
volle, door zijn vader bijeengebrachte gegevens, en anderzijds
gedurende een halve eeuw getuige is geweest van de ontwikke
ling van de bloembollenhandel, zoowel als exporteur als in zijn
betrekking tot het vereenigingswezen, terwijl de daaraan vooraf
gaande periode hem door de vele mededeelingen van zijn vader
niet louter uit boeken bekend is'.8'
In de ondertitel van zijn boek schreef Krelage dat de geschiedenis
liep tot 1938, alhoewel we later zullen zien dat hij ook informatie
van na 1938 opnam. Ook aan het begin van zijn geschiedenis rekte
hij de 'drie eeuwen' van de titel op, want hij noemde E. Sweerts
(1552-1612) als de eerste bollenexporteur. Krelage wilde echter dat de
titel van zijn boek de lezer niet verder terug deed denken dan 1638.
De titel mocht geen herinneringen oproepen aan de tulpenwind
handel, die volgens hem duurde tot 1637 en die hij een zwakheid
van het voorgeslacht noemde, een uitwas die met de normale
bloembollenhandel niets te maken had. Zo zei hij op 16 maart 1935,
als voorzitter van de tentoonstellingscommissie bij de opening van
JAARBOEK HAERLEM 2007